ECLI:NL:RVS:2019:748

Raad van State

Datum uitspraak
8 maart 2019
Publicatiedatum
8 maart 2019
Zaaknummer
201809540/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan KBP Zuidoost, Hapert

Op 8 maart 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin [verzoekster], wonend te Hapert, een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend tegen het bestemmingsplan "KBP Zuidoost, Hapert" dat op 20 september 2018 door de raad van de gemeente Bladel is vastgesteld. [verzoekster] heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om schorsing van de plandelen die de bouw van een kennis- en innovatiecentrum en een parkeergarage mogelijk maken. Tijdens de zitting op 28 februari 2019 heeft [verzoekster] haar bezwaren toegelicht, bijgestaan door mr. W. Krijger, en de raad werd vertegenwoordigd door mr. M.C. Brans, ir. L.G.A.M. Joosten, en A.G.W. Stappaerts.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het verzoek van [verzoekster] niet kan worden toegewezen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vraag of [verzoekster] als belanghebbende kan worden aangemerkt, niet kan worden beantwoord in deze voorlopige voorzieningenprocedure. Desondanks is het niet uitgesloten dat het bestreden besluit gevolgen van enige betekenis voor [verzoekster] kan hebben in de bodemprocedure. Het verzoek van [verzoekster] richtte zich op de schorsing van de bestemmingen "Bedrijventerrein" en "Gemengd" in het bestemmingsplan, omdat zij vreest voor geluidhinder van het nabijgelegen motorcrossterrein.

De voorzieningenrechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is dat rechtvaardigt dat er in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen. Het verzoek wordt afgewezen en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 maart 2019.

Uitspraak

201809540/2/R2.
Datum uitspraak: 8 maart 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], wonend te Hapert, gemeente Bladel,
en
de raad van de gemeente Bladel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 september 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "KBP Zuidoost, Hapert" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoekster] beroep ingesteld.
[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 februari 2019, waar [verzoekster], bijgestaan door mr. W. Krijger, rechtsbijstandverlener te Ulicoten, en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.C. Brans, advocaat te Amsterdam, ir. L.G.A.M. Joosten, en A.G.W. Stappaerts, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Smaragd B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de Gemeenschappelijke Regeling Kempisch Bedrijvenpark, vertegenwoordigd door mr. M.C. Brans, advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het plan voorziet in de bouw van een kennis- en innovatiecentrum voor de veehouderij met een parkeergarage op het Kempisch Bedrijvenpark. Ten oosten van het plangebied ligt het motorcrossterrein De Ketelberg. Ten noordwesten van het plangebied ligt het perceel van [verzoekster], met onder meer haar woning.
3.    Met betrekking tot het betoog van de raad dat [verzoekster] niet als belanghebbende bij het bestreden besluit kan worden aangemerkt, overweegt de voorzieningenrechter dat de vraag of dit al dan niet het geval is zich niet leent voor beantwoording in deze voorlopige voorzieningenprocedure. Gelet op de ruimtelijke uitstraling van de in het plan voorziene ontwikkelingen, onder meer in verband met verkeer, is evenwel niet uitgesloten dat in de bodemprocedure wordt geoordeeld dat het bestreden besluit voor [verzoekster] gevolgen van enige betekenis kan hebben. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek hierna te beoordelen.
4.    Het verzoek van [verzoekster] is gericht op schorsing van de plandelen met de bestemming "Bedrijventerrein" en "Gemengd" die de bouw van het kennis- en innovatiecentrum en de parkeergarage mogelijk maken. [verzoekster] heeft verzocht terzake een voorlopige voorziening te treffen, teneinde te voorkomen dat omgevingsvergunningen voor de realisatie van deze ontwikkelingen kunnen worden verleend. Zij vreest dat het geluid veroorzaakt op het motorcrossterrein zal weerkaatsen op de in het plan voorziene bebouwing en op de nieuwe geluidswallen aan de andere kant van het motorcrossterrein. [verzoekster] vreest dat dit geluid hierdoor zal worden versterkt en dat dientengevolge op de gevel van haar woning geluidhinder ontstaat. [verzoekster] betoogt, samengevat weergegeven, dat de raad onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de effecten die het plan heeft op de verspreiding van het geluid veroorzaakt op het motorcrossterrein en onvoldoende geluidbeperkende maatregelen heeft genomen.
5.    Bij besluit van 24 maart 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Motorcrossterrein De Ketelberg 2015" vastgesteld. Dit bestemmingsplan is inmiddels in rechte onaantastbaar. Het bestemmingsplan "Motorcrossterrein De Ketelberg 2015" heeft betrekking op de helft van de geluidzone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder, rondom het motorcrossterrein, die binnen de grenzen van de gemeente Bladel ligt. Uit de toelichting bij dit bestemmingplan volgt dat de geluidzone is vastgesteld met inachtneming van de aan Motorcrossclub De Kempen verleende omgevingsvergunning voor milieu en de op grond daarvan toegestane geluidbelasting.
[verzoekster] woont aan de rand van, maar buiten deze geluidzone. De situering van de geluidzone verandert niet ten gevolge van de vaststelling van het thans bestreden plan. Zelfs als de in het plan voorziene bebouwing effect zou hebben op het geluid veroorzaakt ter plaatse van het motorcrossterrein, laat dit onverlet dat op de gevel van de woning van [verzoekster] buiten de geluidzone de geluidsbelasting vanwege het motorcrossterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan. Indien dit feitelijk wel het geval zou blijken, kan [verzoekster] het college van burgemeester en wethouders verzoeken om tot handhaving over te gaan. Daarenboven zouden geluidbeperkende maatregelen, van welke aard ook, kunnen worden getroffen. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat zich in afwachting van de behandeling van de beroepen door de Afdeling onomkeerbare gevolgen zullen voordoen. Derhalve is niet gebleken van een spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.J.M. Schoonbrood, griffier.
w.g. Michiels    w.g. Schoonbrood
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2019
694.