ECLI:NL:RVS:2020:1008

Raad van State

Datum uitspraak
8 april 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
202002222/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep tegen vrijheidsbeperkende maatregel

Op 8 april 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een beslissing van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 27 maart 2020 het beroep van de vreemdeling tegen een vrijheidsbeperkende maatregel, opgelegd bij besluit van 11 maart 2020, ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte heeft aangegeven dat er hoger beroep mogelijk is tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, zoals geregeld in artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000. Volgens artikel 84 van dezelfde wet is er geen mogelijkheid tot hoger beroep tegen deze maatregel. Hierdoor verklaarde de Raad van State zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.

De Raad van State heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep, tot een bedrag van € 525,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 april 2020.

Uitspraak

202002222/1/V3.
Datum uitspraak: 8 april 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 27 maart 2020 in zaak nr. NL20.6468 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 11 maart 2020 is aan de vreemdeling een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 27 maart 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, advocaat te Nieuw-Vennep, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    De uitspraak van de rechtbank gaat over een vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 56 van de Vw 2000). Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000). Dat onder de uitspraak ten onrechte staat dat wel hoger beroep kan worden ingesteld, verandert dat niet.
2.    De Afdeling is onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.
w.g. Sevenster    w.g. Annen
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 april 2020
765.