ECLI:NL:RVS:2020:1038

Raad van State

Datum uitspraak
15 april 2020
Publicatiedatum
9 april 2020
Zaaknummer
201907911/3/V6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake geheimhouding van gedingstukken in asielprocedure

In deze zaak heeft de appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 september 2019, waarin de rechtbank zich uitsprak over de asielaanvraag van de appellante. De minister van Buitenlandse Zaken heeft op verzoek van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, krachtens artikel 8:45 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een aantal gedingstukken overgelegd. Deze stukken zijn van belang voor de beoordeling van de asielaanvraag, maar de minister heeft verzocht om geheimhouding van deze stukken, omdat het openbaar maken ervan het algemeen belang en de belangen van derden zou kunnen schaden.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen de belangen afgewogen. Enerzijds is er het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over relevante informatie voor het hoger beroep, en anderzijds het belang dat de bestuursrechter over alle noodzakelijke informatie beschikt om de zaak zorgvuldig te kunnen afhandelen. De Afdeling heeft geconcludeerd dat de bescherming van de geraadpleegde bronnen en de gebruikte onderzoeksmethoden zwaarder weegt dan het belang van de appellante om kennis te nemen van de stukken. Daarom heeft de Afdeling het verzoek tot beperkte kennisneming van de stukken gerechtvaardigd geacht.

De beslissing is genomen door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 15 april 2020.

Uitspraak

201907911/3/V6.
Datum beslissing: 15 april 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 september 2019 in zaak nr. 18/7281 in het geding tussen:
[appellante]
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 september 2019 in zaak nr. 18/7281.
De minister van Buitenlandse Zaken heeft, op verzoek van de Afdeling krachtens artikel 8:45 van de Awb, een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft de aan het individueel ambtsbericht van [appellante] van 3 november 2014 ten grondslag liggende stukken:
1.    een memorandum van 23 januari 2014 van de afdeling Migratie en Asiel van het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan de Nederlandse ambassade in Kigali
2.    een bericht van 19 juni 2014 van de Nederlandse ambassade in Kigali aan de afdeling Migratie en Asiel, met bijlage
3.    een e-mailwisseling van 17 juli, 1, 2 en 3 oktober 2014 tussen de afdeling Migratie en Asiel en de Nederlandse ambassade in Kigali.
Overwegingen
1.    De minister heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen.
2.    Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.    Naar het oordeel van de Afdeling weegt de bescherming van de geraadpleegde bronnen en de gebruikte onderzoeksmethoden en -technieken zwaarder dan het belang dat [appellante] kennis neemt van de stukken.
4.    De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2020
488.