ECLI:NL:RVS:2020:1039
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 26 april 2019 een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 10 januari 2020 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.T. Gerbrandy, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 15 april 2020 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist is. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.
De Afdeling verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk en stelt vast dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 april 2020.