ECLI:NL:RVS:2020:1042
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening en hoger beroep vreemdelingenbewaring
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 15 april 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening en het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was op 28 februari 2020 in vreemdelingenbewaring geplaatst. Hiertegen had hij beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, die op 16 maart 2020 het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.W.J.L. Loonen, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter overweegt dat het hoger beroep niet gericht is tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft toegelicht waarom deze uitspraak onjuist zou zijn. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, wat leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt eveneens afgewezen, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De beslissing van de voorzieningenrechter is als volgt: het hoger beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. Deze uitspraak is openbaar gedaan op 15 april 2020.