ECLI:NL:RVS:2020:1050
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin het beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel ongegrond werd verklaard. De rechtbank had op 3 april 2020 geoordeeld dat de vreemdeling, die was vertegenwoordigd door mr. S.J. Koolen, geen recht had op schadevergoeding. De vreemdeling had op 28 februari 2020 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd gekregen, waartegen hij in beroep ging. De Raad van State, in zijn uitspraak van 15 april 2020, heeft vastgesteld dat de rechtbank niet bevoegd was om het hoger beroep te behandelen, omdat volgens de wet (artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000) tegen het voortduren van de vrijheidsontnemende maatregel geen hoger beroep mogelijk is. De Raad van State oordeelde dat de argumenten van de vreemdeling in hoger beroep niet voldoende waren om het verbod op hoger beroep te doorbreken, aangezien er geen sprake was van een onterecht proces. De Raad verklaarde zich daarom onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.