ECLI:NL:RVS:2020:1097

Raad van State

Datum uitspraak
29 april 2020
Publicatiedatum
22 april 2020
Zaaknummer
201904899/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake geheimhouding van stukken in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak hebben Meesterwerk B.V. en anderen hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Overijssel van 20 mei 2019. Het betreft een geschil over de geheimhouding van bepaalde gedingstukken in een bestuursrechtelijke procedure. Het college van burgemeester en wethouders van Deventer heeft verzocht om geheimhouding van stukken op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met als argument dat de privacy van cliënten van Meesterwerk in het geding is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de stukken vertrouwelijk ontvangen en beoordeeld of de weigering van kennisneming gerechtvaardigd is. De Afdeling heeft geoordeeld dat het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de cliënten van Meesterwerk zwaarder weegt dan het belang van Meesterwerk en anderen om kennis te nemen van bepaalde passages en stukken. De Afdeling heeft bepaald dat enkele passages en een specifiek stuk geheim blijven, terwijl andere stukken teruggezonden worden aan het college voor verdere behandeling. De Afdeling heeft het college verzocht om binnen 14 dagen ongeschoonde versies van bepaalde documenten aan te leveren, en heeft aangegeven dat er gevolgen kunnen zijn als hier niet aan wordt voldaan. De beslissing is genomen door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, en is openbaar uitgesproken op 29 april 2020.

Uitspraak

201904899/2/R3.
Datum beslissing: 29 april 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:
Meesterwerk B.V., gevestigd te Zwolle, en anderen
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Deventer,
verweerder.
Procesverloop
Meesterwerk en anderen hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Overijssel van 20 mei 2019 in zaaknr. AWB 18/1530
Het college van burgemeester en wethouders van Deventer heeft een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft een memo van 13 oktober 2017 van een sociaal rechercheur van de gemeente Deventer over het pand Polstraat 90 t/m 90G in Deventer en een aantal bijlagen. Deze bijlagen betreffen:
- twee huurovereenkomsten van Meesterwerk met cliënten;
- een zorgovereenkomst van Meesterwerk met een cliënt;
- een verklaring van een cliënt van Meesterwerk van 25 september 2017;
- een verslag van een huisbezoek van 25 september 2017;
- een besluit over een aanvraag van een bijstandsuitkering;
- een CIZ indicatie van een cliënt van Meesterwerk.
Overwegingen
1.    Het college heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen. Volgens het college is de gewichtige reden gelegen in de privacy van de hierin genoemde cliënten van Meesterwerk en hun belang om de zorg te blijven krijgen die zij behoeven.
2.    Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.    De Afdeling heeft kennisgenomen van de stukken die het college vertrouwelijk heeft overgelegd. De Afdeling acht het verzoek gerechtvaardigd wat betreft één geheel stuk en een aantal passages in verschillende stukken. Het gaat om het besluit over een aanvraag van een bijstandsuitkering en de volgende passages:
- De passage in de memo onder het kopje Huisbezoek 2 tot de zin "Bij deze memo worden gevoegd de afgelegde verklaring en het verslag van het huisbezoek.";
- het BSN-nummer van de cliënt in de verklaring van de cliënt van 25 september 2017;
- De zes zinnen in de verklaring van deze cliënt die staan tussen de zin die eindigt met de woorden " […]je voldoende boodschappen in huis hebt." en de zin die begint met de woorden "Als ik buiten de dagen dat een begeleider [...]";
- De passage in de verklaring van deze cliënt die begint na de zin die eindigt met de woorden , " […] is het weekgeld gehalveerd" tot de zin die begint met de woorden "U vraagt mij of mijn vriendin […]";
- De passage in het verslag van het huisbezoek van 25 september 2017 die begint na de opsomming van wie in het pand woont tot de zin die begint met de woorden "Naar waarheid opgemaakt […]".
De Afdeling is van oordeel dat het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van cliënten van Meesterwerk bij dit stuk en deze passages zwaarder weegt dan het belang dat Meesterwerk en anderen kennisnemen van deze passages respectievelijk dit stuk. Dit stuk en deze passages bevatten informatie over de persoonlijke woon- en leefsituatie van cliënten van Meesterwerk die niet van belang zijn voor de beoordeling van het geschil tussen partijen.
4.    De Afdeling is van oordeel dat het verzoek voor het overige niet gerechtvaardigd is. De memo, de verklaring van de cliënt van Meesterwerk en het verslag van het huisbezoek van 25 september 2017 bevatten voor het overige informatie over welke personen toentertijd in het pand woonden en over de mate van begeleiding van deze personen door met name Meesterwerk. Meesterwerk en anderen zijn er al bekend mee welke personen er toentertijd in het pand aan de Polstraat 90 t/m 90G woonden en hebben al kennis over de mate van begeleiding van deze personen. Zij zijn eigenaren respectievelijk de verhuurder van het pand en Meesterwerk bood deze personen begeleiding aan. Ook beschikken Meesterwerk en anderen al over de huurovereenkomsten en de zorgovereenkomst, aangezien Meesterwerk deze overeenkomsten heeft gesloten met cliënten. Tot slot blijkt uit de stukken dat Meesterwerk al beschikt over de CIZ indicatie van een cliënt.
5.    De Afdeling bepaalt dat de volgende stukken worden teruggezonden aan het college:
- memo van 13 oktober 2017;
- de huurovereenkomsten van Meesterwerk met cliënten;
- een zorgovereenkomst van Meesterwerk met een cliënt;
- een verklaring van een cliënt van Meesterwerk van 25 september 2017;
- een verslag van een huisbezoek van 25 september 2017;
- een CIZ indicatie van een cliënt van Meesterwerk.
De Afdeling zal het college verzoeken de stukken, deels in geschoonde vorm, wederom in te zenden om in het dossier te voegen.
6.    Indien het college geen gehoor geeft aan de in dictumonderdelen II en III aangeduide verzoeken om toezending van stukken, kan de Afdeling daaraan gevolgen verbinden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    wijst het verzoek af, met uitzondering van het besluit over de aanvraag van een bijstandsuitkering en de onder 3 aangegeven passages;
II.    verzoekt het college binnen 14 dagen na heden een ongeschoonde versie van:
- de huurovereenkomsten van Meesterwerk met cliënten;
- een zorgovereenkomst van Meesterwerk met een cliënt;
- een CIZ indicatie van een cliënt van Meesterwerk;
aan de Afdeling en de andere partijen toe te sturen;
III.    verzoekt het college binnen 14 dagen na heden een versie van:
- de memo van 13 oktober 2017 van een sociaal rechercheur van de gemeente Deventer over het pand Polstraat 90 t/m 90G in Deventer
- een verklaring van een cliënt van Meesterwerk van 25 september 2017;
- een verslag van een huisbezoek van 25 september 2017;
waarin de onder 3 aangegeven passages zijn weggelakt aan de Afdeling en de andere partijen toe te sturen.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Van Driel Kluit
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2020