ECLI:NL:RVS:2020:1135
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep tegen vreemdelingenbewaring
Op 22 april 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was op 14 januari 2020 in bewaring genomen, en had tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 april 2020, die zijn beroep ongegrond verklaarde, hoger beroep ingesteld. De rechtbank had ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank uitspraak deed over het voortduren van de maatregel van bewaring, waartegen geen hoger beroep mogelijk is volgens artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling voerde in hoger beroep aan dat er geen eerlijk proces had plaatsgevonden, maar de Raad van State oordeelde dat dit niet het geval was. Daarom verklaarde de Afdeling zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen en stelde vast dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.