ECLI:NL:RVS:2020:1206

Raad van State

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
201810044/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
  • J.J. van Eck
  • P. Klein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van kennisneming van politiegegevens in hoger beroep

In deze zaak hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 november 2018, waarin de rechtbank een verzoek om inzage in politiegegevens had afgewezen. De korpschef van politie heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om beperking van de kennisneming van bepaalde stukken, met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling heeft op 22 juli 2019 de zaak behandeld en de korpschef verzocht om toelichting over de stand van zaken met betrekking tot de weigering van inzage in de politiegegevens. De korpschef heeft op 17 oktober 2019 gereageerd en verzocht om beperking van de kennisneming van de bladzijden 2 tot en met 9 van zijn reactie, omdat kennisneming door [appellant] en anderen het belang van opsporing en vervolging van strafbare feiten zou schaden.

De Afdeling heeft de belangen afgewogen. Enerzijds is er het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over relevante informatie voor het hoger beroep, en anderzijds het belang dat de bestuursrechter over alle benodigde informatie beschikt om de zaak zorgvuldig te kunnen afhandelen. De Afdeling heeft vastgesteld dat het belang van de opsporing en vervolging van strafbare feiten in dit geval zwaarder weegt dan het belang van [appellant] en anderen om kennis te nemen van de betreffende bladzijden. Daarom heeft de Afdeling het verzoek van de korpschef om beperking van de kennisneming gerechtvaardigd geacht.

De beslissing is op 13 mei 2020 openbaar uitgesproken, waarbij de Afdeling het verzoek van de korpschef heeft toegewezen. De uitspraak is vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, en mr. P. Klein, griffier.

Uitspraak

201810044/2/A3.
Datum beslissing: 13 mei 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], en anderen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 november 2018 in zaak nr. 18/2738 in het geding tussen:
[appellant] en anderen
en
de korpschef van politie.
Procesverloop
[appellant] en anderen hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 november 2018 in zaak nr. 18/2738.
De korpschef heeft de Afdeling met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van door hem verstrekte inlichtingen.
Overwegingen
1.    Het geschil in de bodemzaak betreft de weigering van de korpschef in het belang van de goede uitvoering van de politietaak om [appellant] en anderen kennis te laten nemen van hen betreffende politiegegevens. Het hoger beroep van [appellant] en anderen is behandeld ter zitting van de Afdeling op 22 juli 2019. De voorzitter heeft de korpschef ter zitting verzocht het openbaar ministerie te vragen toe te lichten wat aangaande voormeld belang de stand van zaken was op het moment van het besluit van de korpschef van 5 maart 2018 en of, en zo ja, in hoeverre de belemmeringen om aan [appellant] en anderen inzage in de hen betreffende politiegegevens te verlenen inmiddels zijn weggenomen. De korpschef heeft op 17 oktober 2019 gereageerd op het verzoek en daarbij de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling kennis zal nemen van de door hem verstrekte inlichtingen. De Afdeling leidt uit het verzoek van de korpschef af dat dit zich niet uitstrekt tot de eerste bladzijde van zijn reactie en evenmin tot de bijlagen. De beslissing op het verzoek heeft daarom uitsluitend betrekking op de bladzijden 2 tot en met 9 van de reactie.
2.    Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.    De Afdeling heeft kennis genomen van de reactie van de korpschef. Zij acht aannemelijk dat kennisneming door [appellant] en anderen van de bladzijden 2 tot en met 9 van de reactie het belang van de opsporing en vervolging van strafbare feiten zal schaden. Naar het oordeel van de Afdeling weegt dat belang in dit geval zwaarder dan het belang dat [appellant] en anderen kennis nemen van deze bladzijden.
4.    De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek van de korpschef van politie om beperking van de kennisneming van de bladzijden 2 tot en met 9 van zijn reactie van 17 oktober 2019 toe.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.
w.g. Van Eck    w.g. Klein
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2020
176.