ECLI:NL:RVS:2020:1245

Raad van State

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
20 mei 2020
Zaaknummer
202000342/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening en proceskostenveroordeling in vreemdelingenzaak

Op 20 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoger beroep had ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 20 december 2019 in zaak nr. 19/3266 geoordeeld over de verblijfsrechtelijke situatie van een vreemdeling. De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij vreesde Nederland te moeten verlaten terwijl het hoger beroep nog aanhangig was.

De vreemdeling trok op 10 maart 2020 zijn verzoek om een voorlopige voorziening in, maar vroeg de voorzieningenrechter om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten die hij had gemaakt. De staatssecretaris had op 10 februari 2020 het bezwaar van de vreemdeling opnieuw ongegrond verklaard, maar trok dit besluit later in. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vreemdeling recht had op vergoeding van de proceskosten, omdat de staatssecretaris hem tegemoet was gekomen door het besluit in te trekken.

In de uitspraak werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 525,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 20 mei 2020, en is vastgesteld door mr. N. Verheij, met mr. M.T. Annen als griffier.

Uitspraak

202000342/2/V3.
Datum uitspraak: 20 mei 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikelen 8:84 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht).
Procesverloop
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 17 januari 2020 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 20 december 2019 in zaak nr. 19/3266. De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 10 maart 2020 heeft de vreemdeling het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening ingetrokken en de voorzieningenrechter verzocht de staatssecretaris te veroordelen in de bij hem opgekomen proceskosten.
Op verzoek van de Afdeling heeft de staatssecretaris een verweerschrift ingediend.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.    Hangende hoger beroep heeft de staatssecretaris bij besluit van 10 februari 2020 het door de vreemdeling gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard. Uit dat besluit volgde dat de vreemdeling geen verblijfsrecht meer had in Nederland, hij zelf verantwoordelijk was voor zijn vertrek en dat het indienen van beroepsgronden deze rechtsgevolgen niet zou opschorten. Daarom heeft de vreemdeling een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Vervolgens heeft de staatssecretaris het besluit van 10 februari 2020 ingetrokken, waarna de vreemdeling zijn verzoek om voorlopige voorziening heeft ingetrokken. Omdat het verzoek erop was gericht te voorkomen dat hij gedwongen zou zijn Nederland te verlaten terwijl het hoger beroep nog aanhangig is, is de staatssecretaris hem met de intrekking van het besluit tegemoet gekomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. Het verweerschrift van de staatssecretaris biedt geen reden hierover anders te oordelen.
2.    Het verzoek wordt toegewezen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Annen
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2020
765-873.