ECLI:NL:RVS:2020:125
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel
Op 16 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. De vreemdeling had op 5 november 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling werd genomen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling op 3 december 2019 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.M.G.M. Raafs, hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat het hoger beroep niet gericht was tegen de uitspraak van de rechtbank, aangezien de vreemdeling niet had toegelicht waarom deze uitspraak volgens hem onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, zoals vereist onder artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 16 januari 2020.