ECLI:NL:RVS:2020:128

Raad van State

Datum uitspraak
16 januari 2020
Publicatiedatum
16 januari 2020
Zaaknummer
202000065/1/V3 en 202000065/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en hoger beroep in asielzaak

Op 16 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening en een hoger beroep van een vreemdeling. De vreemdeling had op 13 december 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling werd genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 30 december 2019 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. Bouyaghjdane, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter overweegt dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, aangezien de vreemdeling niet heeft toegelicht waarom deze uitspraak onjuist zou zijn. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, wat leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De staatssecretaris wordt niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.

In de beslissing verklaart de voorzieningenrechter het hoger beroep niet-ontvankelijk en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 16 januari 2020, en is vastgesteld door mr. N. Verheij, met mr. M.T. Annen als griffier.

Uitspraak

202000065/1/V3 en 202000065/2/V3.
Datum uitspraak: 16 januari 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 30 december 2019 in zaak nr. NL19.30546 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 13 december 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 30 december 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. Bouyaghjdane, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
2.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Annen
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2020
765.