ECLI:NL:RVS:2020:139
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en niet-ontvankelijkheid
Op 17 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was op 20 november 2019 in vreemdelingenbewaring geplaatst. Tegen deze beslissing had hij beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 23 december 2019 de zaak ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bhadai, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist zou zijn. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, zoals vereist onder artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is.
De Raad van State heeft in haar beslissing bepaald dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 17 januari 2020, waarbij mr. N. Verheij als lid van de enkelvoudige kamer de uitspraak heeft vastgesteld in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, de griffier.