ECLI:NL:RVS:2020:1393

Raad van State

Datum uitspraak
17 juni 2020
Publicatiedatum
17 juni 2020
Zaaknummer
201906300/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor zonnepark in Den Helder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant A] en [appellant B] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 12 juli 2019, waarin het beroep van [appellant] tegen de omgevingsvergunning voor de oprichting van een zonnepark door Sun Invest 1 B.V. ongegrond werd verklaard. De omgevingsvergunning, verleend op 25 september 2018, betreft de bouw van een zonnepark, vier transformatorhokjes, een inkoopstation en een terreinafscheiding, evenals het verbreden van sloten op het perceel gelegen aan de Rijksweg 24 T te Den Helder.

[appellant] woont in de nabijheid van het perceel en vreest negatieve gevolgen voor zijn uitzicht en een toename van de geluidbelasting door het zonnepark. Hij betoogt dat het zonnepark niet past binnen de agrarische bestemming en dat het zich binnen de veiligheidscontour van vliegveld De Kooi bevindt, waar een bouwverbod geldt. De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat deze bezwaren niet gegrond zijn.

In hoger beroep heeft [appellant] zijn bezwaren herhaald, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de argumenten niet nieuw zijn en dat [appellant] deze eerder bij de rechtbank had moeten aanvoeren. De rechtbank heeft de relevante overwegingen correct beoordeeld en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201906300/1/R1.
Datum uitspraak: 17 juni 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Den Helder, (hierna tezamen in enkelvoud: [appellant]),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 12 juli 2019 in zaak nr. 18/4577 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Helder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 september 2018 heeft het college aan Sun Invest 1 B.V. omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een zonnepark, vier transformatorhokjes, één inkoopstation en een terreinafscheiding en het verbreden van sloten op het perceel, kadastraal bekend gemeente Den Helder, sectie G, nummers 11158 en 10518, plaatselijk bekend Rijksweg 24 T te Den Helder.
Bij uitspraak van 12 juli 2019 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college en Sunland 3 B.V. hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft partijen telefonisch gehoord op 29 mei 2020. Aan deze telefonische hoorzitting (hierna: de zitting) hebben deelgenomen [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. J.H. Moraal en R. Schuurman. Voorts is Sunland, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
1.    [appellant] woont in de nabijheid van het perceel en vreest voor negatieve gevolgen voor zijn uitzicht en een toename van de geluidbelasting als gevolg van het voorziene zonnepark. Volgens [appellant] past het zonnepark niet in een agrarische bestemming.
2.    [appellant] betoogt dat het zonnepark binnen de veiligheidscontour van vliegveld De Kooi is voorzien en dat daar een bouwverbod geldt.
2.1.     [appellant] heeft deze grond en de daaraan ten grondslag liggende feiten voor het eerst in hoger beroep aangevoerd. Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de uitspraak van de rechtbank en er geen reden is waarom het betoog dat het zonnepark binnen de veiligheidscontour van vliegveld De Kooi is voorzien en dat daar een bouwverbod geldt niet reeds bij de rechtbank kon worden aangevoerd, en appellant dit uit een oogpunt van een zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen had behoren te doen, dient dit betoog buiten beschouwing te blijven. Daargelaten het antwoord op de vraag of [appellant] het relativiteitsvereiste kan worden tegengeworpen, kan het door hem aangevoerde, reeds gelet op het voorgaande niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
Het betoog faalt.
3.    [appellant] heeft voor het overige volstaan met een herhaling van de in beroep aangevoerde gronden, waarop de rechtbank in de aangevallen uitspraak is ingegaan. In zijn hogerberoepschrift heeft [appellant] niet uiteengezet, dat en waarom de desbetreffende overwegingen van de rechtbank onjuist dan wel onvolledig zijn. Het aangevoerde kan daarom evenmin tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden.
4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2020
580.