ECLI:NL:RVS:2020:1448

Raad van State

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
23 juni 2020
Zaaknummer
201900091/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over vergoeding van kosten psychodiagnostische rapportage in vreemdelingenzaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 5 december 2018 een eerder besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vernietigde. De vreemdeling had verzocht om te bepalen dat haar uitzetting achterwege blijft, maar dit verzoek werd afgewezen. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de vreemdeling ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen, maar de vreemdeling stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld over de vergoeding van de kosten van een psychodiagnostische rapportage die zij had laten opstellen. De vreemdeling betoogde dat de kosten van deze rapportage voor vergoeding in aanmerking kwamen, omdat deze was opgesteld door een deskundige en relevant was voor haar zaak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank niet had onderkend dat de kosten van de rapportage niet afhankelijk zijn van de vraag of deze rapportage zelf heeft bijgedragen aan het oordeel van de rechtbank. De Afdeling concludeerde dat het inroepen van de deskundige redelijk was en dat de kosten voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten.

Uitspraak

201900091/1/V3.
Datum uitspraak: 24 juni 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 5 december 2018 in zaak nr. 17/13798 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juni 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om krachtens artikel 64 van de Vw 2000 te bepalen dat haar uitzetting achterwege blijft, afgewezen.
Bij besluit van 24 juli 2017 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 december 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G. van Reemst, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    Deze uitspraak gaat over de vraag of de vreemdeling recht heeft op vergoeding van de kosten van een door haar in beroep overgelegde psychodiagnostische rapportage.
2.    De eerste grief leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat deze grief geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.    De in de tweede grief opgeworpen rechtsvraag over de medische gevolgen van de uitzetting zelf, heeft de Afdeling beantwoord in de uitspraak van 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4314. Uit de overwegingen 6.2. en 6.3. van die uitspraak volgt dat de grief slaagt. Dit betekent dat de staatssecretaris de mogelijke medische gevolgen van een uitzetting voor de vreemdeling alsnog bij zijn nieuwe besluitvorming moet betrekken.
4.    In de derde grief klaagt de vreemdeling dat de rechtbank de staatssecretaris ten onrechte niet heeft veroordeeld tot vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt voor het laten opstellen van de psychodiagnostische rapportage van 1 februari 2018, omdat die rapportage volgens de rechtbank onvoldoende was om de inhoudelijke juistheid van het BMA-advies van 2 juni 2017 te betwisten.
Volgens de vreemdeling heeft de rechtbank hiermee gehandeld in strijd met artikel 8:75 van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Zij verwijst naar de uitspraken van de Afdeling van 18 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2162, en 7 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:380 en betoogt dat de kosten van de rapportage wel degelijk voor vergoeding in aanmerking komen.
4.1.    De vreemdeling klaagt terecht dat de rechtbank niet heeft onderkend dat voor de vergoeding van de kosten van de door een psycholoog opgemaakte psychodiagnostische rapportage niet is vereist dat die rapportage zelf heeft bijgedragen aan het uiteindelijke oordeel van de rechtbank. Niet in geschil is dat de door de vreemdeling overgelegde rapportage is opgesteld door een deskundige als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. In de hiervoor genoemde uitspraak van 18 juni 2014, onder 8.1., heeft de Afdeling overwogen dat de kosten van een deskundige op de voet van artikel 8:75 van de Awb voor vergoeding in aanmerking komen als het inroepen van die deskundige redelijk was en de deskundigenkosten zelf redelijk zijn. De rechtbank heeft in deze zaak ten onrechte niet getoetst of aan die criteria is voldaan, maar de proceskostenveroordeling op dit punt laten afhangen van de vraag of de ingebrachte deskundigenrapportage zélf tot een gegrond beroep heeft geleid.
4.2.    In de uitspraak van 18 juni 2014 heeft de Afdeling meer in het bijzonder overwogen dat, om te bepalen of het inroepen van een niet-juridisch deskundige redelijk is, in het algemeen als maatstaf kan worden gehanteerd of degene die deze deskundige heeft ingeroepen, gezien de feiten en omstandigheden zoals die bestonden ten tijde van de inroeping, ervan mocht uitgaan dat de deskundige een relevante bijdrage zou leveren aan een voor hem gunstige beantwoording door de rechter van een voor de uitkomst van het geschil mogelijk relevante vraag. Aan dat criterium is in dit geval voldaan. De vreemdeling heeft de psychodiagnostische rapportage laten opstellen om met een contra-expertise inhoudelijk te reageren op het BMA-advies van 2 juni 2017 dat de staatssecretaris had laten opstellen.
4.3.    Uit de door de vreemdeling overgelegde factuur blijkt dat ExpatPsy voor de psychodiagnostische rapportage € 1500,00 in rekening heeft gebracht.
4.3.1.    Ingevolge artikel 8:75, eerste lid, van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 7:15, vierde lid, van de Awb en artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, wordt het uurtarief voor deskundigenonderzoek forfaitair bepaald overeenkomstig de Wet tarieven in strafzaken. Ingevolge artikel 3, eerste en tweede lid, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 gold ten tijde van de uitspraak van de rechtbank voor het verrichten van psychologisch onderzoek een tarief van ten hoogste € 94,12 per uur en kwam voor het verrichten van dergelijk onderzoek bij een volwassene en het opstellen van een rapportage ten hoogste achttien uur voor vergoeding in aanmerking.
4.3.2.    In de psychodiagnostische rapportage staat dat de vreemdeling driemaal is onderzocht, in aanwezigheid van een tolk. Die onderzoeken hebben in totaal vijf uur geduurd. Ook heeft de onderzoeker kennis genomen van het asieldossier van de vreemdeling en informatie verzameld via de pleegmoeder van de vreemdeling en haar mentoren op school. Verder heeft hij navraag gedaan bij haar huisarts en haar waarnemend behandelaar, een psycholoog van I-psy, en heeft hij informatie van haar voormalige voogd bij zijn onderzoek betrokken. De rapportage die hij vervolgens heeft opgesteld, telt op papier vijf pagina's. Het bedrag van € 1500,00 is in het licht van deze werkzaamheden redelijk en overschrijdt de onder 4.3.1. beschreven norm niet.
4.4.    Omdat het inroepen van de deskundige in dit geval dus redelijk was en de deskundigenkosten zelf redelijk zijn, heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de kosten van de psychodiagnostische rapportage niet voor vergoeding in aanmerking komen. De grief slaagt.
4.5.    Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, voor zover zij daarin heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de kosten van de psychodiagnostische rapportage van 1 februari 2018 niet hoefde te vergoeden. De staatssecretaris moet de proceskosten wel vergoeden. Dat de tweede grief slaagt, leidt op zichzelf niet tot een aanvullend oordeel, omdat de rechtbank het besluit van 24 juli 2017 al heeft vernietigd en de staatssecretaris al heeft opgedragen om een nieuw besluit op het door de vreemdeling gemaakte bezwaar te nemen. Bij zijn nieuwe besluit moet de staatssecretaris niet alleen dat oordeel van de rechtbank, maar ook het oordeel van de Afdeling onder 3. van deze uitspraak betrekken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 5 december 2018 in zaak nr. 17/13798, voor zover de rechtbank daarin heeft geoordeeld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de kosten van de psychodiagnostische rapportage van 1 februari 2018 niet hoeft te vergoeden;
III.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2025,00 (zegge: tweeduizendvijfentwintig euro), waarvan € 525,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, voorzitter, en mr. D.A. Verburg en mr. A. Kuijer, leden, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.
w.g. Van Eck    w.g. Van Laar
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2020
551.