ECLI:NL:RVS:2020:1450
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake asielaanvraag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 juli 2019. De rechtbank had zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep dat was ingesteld tegen de afwijzing van een verzoek van de Griekse autoriteiten om de asielaanvraag van een vreemdeling over te nemen. De staatssecretaris had op 16 april 2019 dit verzoek afgewezen. De rechtbank besloot het beroep door te zenden aan de staatssecretaris ter behandeling als bezwaar.
De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld, ondanks dat hij inmiddels had beslist op een door de vreemdeling ingediende asielaanvraag en deze had ingewilligd. Hij stelde dat er nog steeds belang was bij de beoordeling van het hoger beroep, omdat het ging om de bevoegdheid van de rechtbank in dit specifieke geval. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris geen procesbelang had, aangezien de uitspraak van de rechtbank niet meer relevant was na de inwilliging van de asielaanvraag.
Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk en veroordeelde de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 525,00 werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, griffier. De uitspraak vond plaats op 24 juni 2020.