ECLI:NL:RVS:2020:1588
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake locaties voor inzamelmiddelen huishoudelijk afval in Breda
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 8 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellante, wonend in Breda, en het college van burgemeester en wethouders van Breda. De zaak betreft de aanwijzing van locaties voor inzamelmiddelen voor huishoudelijk afval, waarbij de appellante bezwaar maakte tegen de locatie in de Johan Metzelaarstraat. De Afdeling had eerder, bij tussenuitspraak van 11 maart 2020, het college opgedragen om binnen zes weken het gebrek in het besluit van 8 februari 2018 te herstellen. De appellante ondervond overlast van de inzameling en stelde dat de door haar voorgestelde alternatieve locatie geschikter was. De Afdeling oordeelde dat het college niet voldoende had gemotiveerd waarom de alternatieve locatie niet in aanmerking was genomen.
Na de tussenuitspraak heeft het college op 23 april 2020 een nieuw besluit op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar van de appellante gegrond werd verklaard en besloten werd de locatie te verplaatsen. De appellante gaf aan zich met dit nieuwe besluit te kunnen verenigen, waardoor haar beroep van rechtswege werd ingetrokken. De Afdeling verklaarde het beroep tegen het oorspronkelijke besluit van 8 februari 2018 gegrond en vernietigde dit besluit wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellante en het griffierecht.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door bestuursorganen bij het nemen van besluiten die invloed hebben op de leefomgeving van burgers. De Afdeling bevestigt dat een bestuursorgaan in redelijkheid niet kan afwijken van alternatieve voorstellen zonder adequate onderbouwing.