ECLI:NL:RVS:2020:167
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met overdracht aan Duitsland
Op 22 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 25 november 2019 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geïnformeerd dat hij aan Duitsland zou worden overgedragen. De rechtbank had op 9 januari 2020 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. K. Ross, verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter overwoog dat het hoger beroep niet gericht was tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet had toegelicht waarom deze uitspraak onjuist zou zijn. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd eveneens afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, in aanwezigheid van griffier mr. G.A. van de Sluis, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.