ECLI:NL:RVS:2020:17
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en niet-ontvankelijkheid
Op 8 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was op 3 december 2019 in vreemdelingenbewaring geplaatst. Tegen deze beslissing had hij op 23 december 2019 beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Kurt, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling heeft niet toegelicht waarom hij de uitspraak van de rechtbank onjuist acht. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, zoals vereist onder artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard.
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. M.T. Annen, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 januari 2020.