ECLI:NL:RVS:2020:189

Raad van State

Datum uitspraak
22 januari 2020
Publicatiedatum
22 januari 2020
Zaaknummer
201900902/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete voor het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimten zonder vergunning

In deze zaak heeft de Raad van State op 22 januari 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had op 20 oktober 2017 een bestuurlijke boete van € 6.000,00 opgelegd aan [appellant] wegens het zonder vergunning omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimten op het adres [locatie] te Amsterdam. De rechtbank had het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.

De zaak kwam aan het licht na onaangekondigde huisbezoeken door toezichthouders van de gemeente Amsterdam, waarbij werd vastgesteld dat [appellant] de woning verhuurde aan vier personen, die elk een eigen kamer hadden maar geen gezamenlijk huishouden vormden. Het college stelde dat [appellant] de Huisvestingswet had overtreden, omdat hij niet beschikte over de vereiste vergunning voor het omzetten van de zelfstandige woonruimte.

In hoger beroep betoogde [appellant] dat de rechtbank partijdig was en dat de boete ten onrechte was opgelegd. De Raad van State oordeelde echter dat er geen bewijs was voor partijdigheid van de rechtbank en dat de boete terecht was opgelegd. De rechtbank had terecht vastgesteld dat er sprake was van verhuur aan meerdere personen zonder dat er een gezamenlijk huishouden was, wat in strijd was met de Huisvestingswet. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

201900902/1/A3.
Datum uitspraak: 22 januari 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 december 2018 in zaak nr. 18/2778 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 20 oktober 2017 heeft het college aan [appellant] een bestuurlijke boete opgelegd van € 6.000,00 wegens het zonder vergunning omzetten van de zelfstandige woonruimte op het adres [locatie] te Amsterdam in onzelfstandige woonruimten.
Bij besluit van 8 maart 2018 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 december 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 december 2019, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. J.H.G. van den Boorn, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Op 7 en 14 september hebben toezichthouders van de gemeente Amsterdam bij de uit één bouwlaag bestaande vierkamerwoning, op het adres [locatie] te Amsterdam, waarvan [appellant] de eigenaar is, een onaangekondigd huisbezoek afgelegd. De bevindingen zijn neergelegd in de op ambtsbelofte opgemaakte rapporten van 12 september 2017 en 14 september 2017. De woning heeft de bestemming "wonen". Het project Landelijke Aanpak Adreskwaliteit is aanleiding geweest voor het onderzoek, omdat vijf personen, waaronder [appellant], op het adres stonden ingeschreven. Uit het rapport van bevindingen van 14 september 2017 volgt dat twee bewoners aanwezig waren in de woning, namelijk [persoon A] en [persoon B]. [persoon A] heeft verklaard dat hij een huurcontract heeft en € 600,00 huur per maand betaalt aan [appellant], hij niemand kende voordat hij er kwam wonen, hij drie huisgenoten heeft en dat de eigenaar soms ook aanwezig is in de woning. De keuken, douche en wc delen zij met elkaar. De bewoners beschikken elk over een eigen afsluitbare kamer en voeren geen gezamenlijk huishouden met elkaar. Uit de door [persoon A] overgelegde huurovereenkomst van 12 september 2017 volgt dat de woning door [appellant] aan vier personen wordt verhuurd. Het college heeft bij het besluit van 20 oktober 2017 aan [appellant] een boete opgelegd omdat hij artikel 21, aanhef en onder c, van de Huisvestingswet (hierna: Hvw) heeft overtreden. In bezwaar heeft het college dit besluit gehandhaafd. Voor zover er sprake zou zijn van een woongroep, is deze niet bij de gemeente gemeld, zodat voor [appellant] de vergunningsplicht geldt, aldus het college. Hij staat niet op het huurcontract als huurder, maar als verhuurder en kan dus niet samen met de bewoners een woongroep vormen.
Juridisch kader
2.    De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage is onderdeel van de uitspraak.
Beoordeling hogerberoepsgronden
3.    Voor zover [appellant] betoogt dat de rechtbank partijdig is gebleken, faalt dit betoog. In hetgeen hij naar voren heeft gebracht noch in het dossier is grond gelegen voor het oordeel dat de rechtbank zich partijdig heeft opgesteld of dat sprake is geweest van een oneerlijk proces.
4.    [appellant] betoogt dat de boete ten onrechte is opgelegd omdat artikel 21, aanhef en onder c, van de Hvw niet is overtreden. Daartoe voert hij aan dat het college ten onrechte is uitgegaan van de rapporten van de toezichthouders nu deze onjuistheden bevatten. Hij woonde zelf in de woning met drie huisgenoten. Dat was al zo sinds 15 augustus 2015. Hij verwijst daarbij naar twee huurovereenkomsten van 15 augustus 2015 en 18 september 2017.
4.1.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat op grond van het op ambtsbelofte opgemaakte rapport van bevindingen sprake was van verhuur aan vier personen. Daaruit volgt dat ten tijde van het huisbezoek verscheidene personen in de woning woonden die geen gezamenlijk huishouden vormden en wezenlijke voorzieningen met elkaar moesten delen. De stellingen in het rapport van bevindingen worden ondersteund door de huurovereenkomst van 12 september 2017. [appellant]s stelling dat moet worden uitgegaan van de huurovereenkomst van 18 september 2017 heeft de rechtbank terecht niet gevolgd, omdat dit contract is opgemaakt na de datum van de overtreding. Ook de huurovereenkomst van 15 augustus 2015 gold destijds niet. Daarom is, anders dan [appellant] betoogt, sprake van het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimten.
Het college heeft de hoogte van de boete ten slotte terecht conform Bijlage 3 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 vastgesteld op € 6.000,00. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat geen sprake was van een woongroep en bovendien niet is voldaan aan de daarvoor sinds 1 januari 2015 geldende meldplicht, zodat er een vergunningplicht gold. Van gronden voor matiging is niet gebleken.
Het betoog faalt.
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.
w.g. Steendijk    w.g. Ley-Nell
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2020
597.
BIJLAGE
Huisvestingswet
Artikel 21
Het is verboden om een woonruimte, behorend tot een met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening aangewezen categorie gebouwen en die gelegen is in een in de huisvestingsverordening aangewezen wijk, zonder vergunning van burgemeester en wethouders:
[…]
c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten of     omgezet te houden;
[…].
Huisvestingsverordening Amsterdam 2016
Artikel 4.2.2 Bestuurlijke boete
1.     Burgemeester en wethouders kunnen een bestuurlijke boete opleggen bij overtreding van de verboden bedoeld in artikel 8 en artikel 21 van de wet of handelen in strijd met de voorwaarden of voorschriften bedoeld in artikel 24 van de wet.
2.    Burgemeester en wethouders leggen een boete op:
[…]
b.     voor de eerste overtreding van artikel 21, aanhef en onder a,             b, c of    d van de wet overeenkomstig kolom A van de in bijlage         3 genoemde tabel 2;
[…]
Bijlage 3 Behorende bij artikel 4.2.2 Bestuurlijke boete
Tabel 2 bestuurlijke boete wijzigingen in de woonruimtevoorraad
Omzetten
Wettelijke bepaling Huisvestingswet: 21 onder c
Omstandigheid: woonruimte omzetten in 4 maximaal kamers
Kolom A Boete: € 6.000,-