ECLI:NL:RVS:2020:2065

Raad van State

Datum uitspraak
31 augustus 2020
Publicatiedatum
28 augustus 2020
Zaaknummer
202003833/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake handhaving bouwbesluit door college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 31 augustus 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoeker, een inwoner van Purmerend, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam, dat hem gelastte om bepaalde bouwwerkzaamheden ongedaan te maken. Dit besluit, dat op 21 oktober 2019 was genomen, hield in dat de verzoeker de door hem gerealiseerde interne verbouwingen en de samenvoeging van woningen aan een specifieke locatie in Volendam moest terugdraaien binnen een termijn van drie maanden, op straffe van een dwangsom van € 20.000,-. Daarnaast moest de verzoeker een dakopbouw verwijderen en het dak in overeenstemming brengen met de bouwtekeningen van de omgevingsvergunning, met een dwangsom van € 50.000,- bij niet-naleving.

Na het ongegrond verklaren van het bezwaar door het college op 11 maart 2020, en de daaropvolgende uitspraak van de rechtbank Noord-Holland op 23 juni 2020, heeft de verzoeker hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 18 augustus 2020, waar de verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A. Jonk, heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld. Het college was vertegenwoordigd door mr. E.T.A. Boers. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het college had toegezegd de begunstigingstermijn te verlengen tot de uitspraak in de bodemprocedure, waardoor er geen spoedeisend belang meer was voor het verzoek om voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen. Er was ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzieningenrechter, mr. E. Helder, in aanwezigheid van de griffier, mr. M. Kos.

Uitspraak

202003833/2/R1.
Datum uitspraak: 31 augustus 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], beiden wonend te Purmerend,
verzoekers, (hierna tezamen in enkelvoud: [verzoeker]),
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 23 juni 2020 in zaak nr. 20/2260 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam.
Procesverloop
Bij besluit van 21 oktober 2019 heeft het college [verzoeker] gelast om:
- de door hem gerealiseerde interne verbouwingen en samenvoeging van de woningen aan de [locatie] in Volendam ongedaan te maken en ongedaan te houden, uiterlijk 3 maanden na verzending van de last, op straffe van een dwangsom van € 20.000,- ineens;
- de dakopbouw te verwijderen en verwijderd te houden en het dak van het bouwwerk uiterlijk drie maanden na verzending van de last in overeenstemming te brengen met de bouwtekeningen die behoren bij de omgevingsvergunning Z-HZ-WABO-14-0502, op straffe van een dwangsom van € 50.000,- ineens.
Bij besluit van 11 maart 2020 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 juni 2020 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 augustus 2020, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. A. Jonk, en het college, vertegenwoordigd door mr. E.T.A. Boers, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het verzoek strekt tot schorsing van de besluiten van 21 oktober 2019 en 11 maart 2020.
3.    De voorzieningenrechter overweegt dat het college ter zitting heeft toegezegd de begunstigingstermijn te verlengen tot en met de uitspraak in de bodemprocedure. Gelet hierop is geen spoedeisend belang gemoeid met het verzoek. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.
w.g. Helder
voorzieningenrechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2020
580.