ECLI:NL:RVS:2020:2143
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
Op 9 september 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een zaak betreffende vreemdelingen. De vreemdelingen, aangeduid als vreemdeling 1 en vreemdeling 2, hadden hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 14 augustus 2020 hun beroepen tegen de weigering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hen een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk had verklaard. De staatssecretaris had deze weigering op 11 september 2019 bekendgemaakt.
De vreemdelingen verzochten de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij niet zouden worden uitgezet voordat er op hun hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zou blijven. Daarom besloot de voorzieningenrechter om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen.
In de beslissing werd bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de vreemdelingen, die in dit geval € 525,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. A.W.M. Bijloos, in tegenwoordigheid van mr. M. van Wezep, griffier, en werd in het openbaar uitgesproken op 9 september 2020.