ECLI:NL:RVS:2020:2143

Raad van State

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
8 september 2020
Zaaknummer
202004588/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

Op 9 september 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een zaak betreffende vreemdelingen. De vreemdelingen, aangeduid als vreemdeling 1 en vreemdeling 2, hadden hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 14 augustus 2020 hun beroepen tegen de weigering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hen een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk had verklaard. De staatssecretaris had deze weigering op 11 september 2019 bekendgemaakt.

De vreemdelingen verzochten de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij niet zouden worden uitgezet voordat er op hun hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zou blijven. Daarom besloot de voorzieningenrechter om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen.

In de beslissing werd bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de vreemdelingen, die in dit geval € 525,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. A.W.M. Bijloos, in tegenwoordigheid van mr. M. van Wezep, griffier, en werd in het openbaar uitgesproken op 9 september 2020.

Uitspraak

202004588/2/V2.
Datum uitspraak: 9 september 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 14 augustus 2020 in zaken nrs. NL19.23732 en NL19.23733 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 11 september 2019 heeft de staatssecretaris geweigerd om de vreemdelingen ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 14 augustus 2020 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zal blijven. Daarom treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.    De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden uitgezet, voordat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Wezep, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Van Wezep
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 september 2020
802.