ECLI:NL:RVS:2020:2219

Raad van State

Datum uitspraak
12 september 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
202005016/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de vreemdeling, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, een verzoek gedaan om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 17 juli 2020 besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen. De vreemdeling was het hier niet mee eens en had beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 11 september 2020 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden overgedragen voordat er op het hoger beroep was beslist en om opvang en verstrekkingen te ontvangen.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om voorlopige voorziening beoordeeld. In zijn overwegingen concludeerde de voorzieningenrechter dat, op basis van de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank zou worden vernietigd. De belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling werden in overweging genomen, maar de voorzieningenrechter besloot geen voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek werd afgewezen en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak werd gedaan door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 12 september 2020.

Uitspraak

202005016/2/V3.
Datum uitspraak: 12 september 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 11 september 2020 in zaak nr. NL20.14245 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 17 juli 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 11 september 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist en dat hij opvang en verstrekkingen krijgt.
1.1.    Gelet op wat is aangevoerd, is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening.
2.    Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Drop
voorzieningenrechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2020
638.