ECLI:NL:RVS:2020:2219
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de vreemdeling, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, een verzoek gedaan om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 17 juli 2020 besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen. De vreemdeling was het hier niet mee eens en had beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 11 september 2020 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden overgedragen voordat er op het hoger beroep was beslist en om opvang en verstrekkingen te ontvangen.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om voorlopige voorziening beoordeeld. In zijn overwegingen concludeerde de voorzieningenrechter dat, op basis van de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank zou worden vernietigd. De belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling werden in overweging genomen, maar de voorzieningenrechter besloot geen voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek werd afgewezen en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 12 september 2020.