ECLI:NL:RVS:2020:2300

Raad van State

Datum uitspraak
24 september 2020
Publicatiedatum
30 september 2020
Zaaknummer
201907229/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Leudal inzake last onder bestuursdwang

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leudal, genomen op 8 juli 2019, waarbij op het bezwaar van de appellant is beslist. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een eerder besluit van 20 maart 2019, waarin een last onder bestuursdwang was opgelegd. De mondelinge uitspraak vond plaats op 24 september 2020, waarbij de Afdeling het beroep niet-ontvankelijk verklaarde. De Afdeling overwoog dat het bestreden besluit op 10 juli 2019 correct was verzonden aan de gemachtigde van de appellant, waardoor de termijn voor het indienen van een beroepschrift op 11 juli 2019 begon en eindigde op 21 augustus 2019. De appellant had zijn beroepschrift pas op 26 september 2019 ingediend, wat buiten de termijn viel. De Afdeling benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de belanghebbende is om zorg te dragen voor de behartiging van hun belangen, ook tijdens afwezigheid. De gemachtigde van de appellant had weliswaar maatregelen getroffen voor de behandeling van zijn post, maar deze bleken niet toereikend. De Afdeling concludeerde dat er geen rechtsgrond was voor het oordeel dat het college op andere wijze het besluit onder de aandacht van de appellant had moeten brengen. De uitspraak werd gedaan door Staatsraad mr. E. Helder, met mr. W.M. Boer als griffier.

Uitspraak

201907229/1/R1.
Datum uitspraak: 24 september 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) in het geding tussen:
[appellant], wonend te Haler, gemeente Leudal,
en
het college van burgemeester en wethouders van Leudal,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 24 september 2020 om 13:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E. Helder, voorzitter
mr. W.M. Boer, griffier
Verschenen:
[appellant], bijgestaan door mr. C.A.D. Oomes, advocaat te Son en Breugel;
Het college, vertegenwoordigd door P.J.J.M. van Lierop.
====================================
Het beroep richt zich tegen het besluit van het college van 8 juli 2019, waarbij is beslist op het bezwaar van [appellant] tegen een besluit van 20 maart 2019 tot oplegging van een last onder bestuursdwang.
De Afdeling verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Daartoe overweegt zij het volgende.
- Het bestreden besluit is op 10 juli 2019 per aangetekende post en correct geadresseerd verzonden aan de bij het college bekende gemachtigde van [appellant]. Deze beslissing op bezwaar is hiermee op een juiste wijze bekendgemaakt.
- De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt ingevolge artikel 6:7 van de Awb zes weken en vangt ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. In deze zaak is de termijn voor het indienen van het beroepschrift dus aangevangen op 11 juli 2019 en geëindigd op 21 augustus 2019.
- Vaste rechtspraak van de Afdeling is dat hernieuwde verzending van een besluit niet is aan te merken als een bekendmaking in de zin van de Awb. Een hernieuwde verzending van een besluit doet dan ook geen nieuwe termijn ontstaan. In deze zaak is door de hernieuwde verzending van het besluit op 20 augustus 2019 per e-mail en 21 augustus 2019 per gewone post dan ook geen nieuwe termijn ontstaan.
- Het beroepschrift is per faxbericht op 26 september 2019 verzonden en is dus niet binnen de termijn ingediend.
- Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft ingevolge artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan evenwel achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
- Die situatie doet zich in deze zaak niet voor.
- Vaste rechtspraak van de Afdeling is dat het tot de eigen verantwoordelijkheid van belanghebbenden behoort om zorg te dragen voor de behartiging van hun belangen. Belanghebbenden dienen dan ook zelf de nodige maatregelen te nemen indien zij tijdelijk afwezig zijn. Naar vaste rechtspraak komt het niet afhalen van een aangetekend aangeboden stuk daarom voor rekening en risico van de belanghebbende. Weliswaar heeft de gemachtigde van [appellant] ter zitting toegelicht dat hij tussen 10 juli en 25 juli 2019 afwezig was en maatregelen heeft getroffen voor de behandeling van zijn post in deze periode, maar deze maatregelen zijn kennelijk niet toereikend geweest. De omstandigheid dat het aangetekend aangeboden stuk tijdens zijn afwezigheid niet kon worden afgehaald en dat het stuk bij terugkomst al retour was gezonden, komt daarom voor rekening en risico van [appellant].
- Voor het oordeel dat, zoals [appellant] heeft bepleit, het college na retourzending van het aangetekend aangeboden besluit op andere wijze had moeten proberen om het besluit onder de aandacht van [appellant] of zijn gemachtigde te brengen, ontbreekt een rechtsgrond. Ook het in samenhang daarmee gestelde tijdverloop tussen de e-mail van de gemachtigde van [appellant] van 5 augustus 2019 aan de betrokken ambtenaar en de reactie daarop van 20 augustus 2019 leidt niet tot de conclusie dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat [appellant] met het tijdig indienen van beroep in verzuim is geweest. Van de door [appellant] vermoede berekenende handelswijze om hem met opzet pas op de voorlaatste dag van de beroepstermijn te informeren over het genomen besluit is niet gebleken. Daarnaast wordt in de e-mail van 5 augustus 2019 niet naar een beslissing op bezwaar geïnformeerd en bovendien was de reactie van 20 augustus 2019 nog binnen de beroepstermijn, zodat binnen deze termijn nog tijdig, zo nodig pro forma, beroep had kunnen worden ingesteld overeenkomstig de daarin opgenomen rechtsmiddelenvoorlichting.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Boer
griffier
745.