201900741/3/R1.
Datum uitspraak: 25 september 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
Stichting Dorpsraad Spaarndam, gevestigd te Spaarndam, gemeente Haarlem,
appellante,
en
de raad van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude (thans: de gemeente Haarlemmermeer),
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 15 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1072, heeft de Afdeling naar aanleiding van het beroep van Stichting Dorpsraad de raad opgedragen om binnen 26 weken na de verzending daarvan het gebrek in het besluit van 27 november 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Waterwoningen Woongebied SpaarneBuiten 2018" te herstellen. Bij brief van 30 juni 2020, bij de Afdeling ingekomen op 7 juli 2020, is van de kant van Stichting Dorpsraad medegedeeld dat het beroep is ingetrokken.
Daarop heeft de griffier van de Afdeling bij brief van 7 juli 2020 de intrekking van het beroep aan partijen bevestigd en medegedeeld dat in de zaak geen (eind)uitspraak wordt gedaan.
Bij brief van 9 juli 2020, bij de Afdeling ingekomen op 10 juli 2020, is de intrekking van het beroep betwist.
Bij brief van 17 augustus 2020, bij de Afdeling ingekomen op 20 augustus 2020, is opnieuw van de kant van Stichting Dorpsraad medegedeeld dat het beroep is ingetrokken.
Partijen hebben nadere stukken dan wel een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
Overwegingen
1. In hun brief van 9 juli 2020 stellen [belanghebbende A] en [belanghebbende B] dat zij zich in hun hoedanigheid van geregistreerd bestuurder van de stichting tot de Afdeling wenden. Zie voeren aan dat het beroep van Stichting Dorpsraad niet rechtsgeldig is ingetrokken, omdat twee van de drie ondertekenaars van de intrekkingsbrief van 30 juni 2020 ten tijde van de ondertekening daarvan nog niet benoemd waren tot bestuurder en de voorzitter van Stichting Dorpsraad niet alleen bevoegd is. In dat verband wijzen zij op het door hen overgelegde uittreksel uit het Handelsregister, vervaardigd op 8 juli 2020. Verder stellen zij dat een mogelijke intrekking van het beroep ten onrechte niet eerst in een openbare vergadering is behandeld. Zij verzoeken de beslissing van de Afdeling van 7 juli 2020 te vernietigen.
2. Bij brief van 30 juni 2020 hebben [belanghebbende C], [belanghebbende D] en [belanghebbende E] medegedeeld dat het beroep van Stichting Dorpsraad is ingetrokken. Uit het door hen overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel, vervaardigd op 17 augustus 2020, blijkt dat zij per 30 januari 2020 respectievelijk 5 april 2020 in functie zijn getreden als bestuurder van Stichting Dorpsraad en dat registratie daarvan in het Handelsregister op 13 juli 2020 heeft plaatsgevonden. De omstandigheid dat ten tijde van de ondertekening van de intrekkingsbrief het in functie treden van de ondertekenaars van deze brief als bestuurder van de Stichting Dorpsraad nog niet was geregistreerd in het Handelsregister, leidt niet tot het oordeel dat deze ondertekenaars ten tijde van de ondertekening van deze brief niet als overeenkomstig de statuten van de stichting benoemde bestuurder van deze stichting konden worden aangemerkt. Verder stelt de Afdeling vast dat Stichting Dorpsraad door de drie bestuurders die de intrekkingsbrief hebben ondertekend rechtsgeldig is vertegenwoordigd, omdat in artikel 7 van de statuten staat dat deze stichting in en buiten rechte door twee gezamenlijk handelende bestuurders moet worden vertegenwoordigd. De omstandigheid dat intrekking van het beroep niet eerst in een openbare vergadering is besproken - wat daar verder ook van zij - leidt evenmin tot een ander oordeel, omdat dat een interne kwestie van Stichting Dorpsraad betreft. Overigens blijkt uit het door SpaarneBuiten vof overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel dat [belanghebbende A] en [belanghebbende B] op 30 januari 2020 uit functie zijn getreden als bestuurder van de Stichting Dorpsraad, zodat zij vanaf dat moment niet langer bevoegd waren om deze Stichting in rechte te vertegenwoordigen.
3. Het voorgaande betekent dat het beroep van Stichting Dorpsraad rechtsgeldig is ingetrokken en dat het verzoek van [belanghebbende A] en [belanghebbende B] om terug te komen van het bevestigen van de intrekking, kennelijk niet-ontvankelijk is.
4. Aan de brief van 17 augustus 2020, die wat de inhoud en de ondertekening betreft identiek is aan de brief van 30 juni 2020, komt geen betekenis meer toe. De Afdeling laat deze daarom onbesproken.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Sparreboom
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2020
195-909.