ECLI:NL:RVS:2020:234
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielaanvraag na niet in behandeling nemen door staatssecretaris
Op 1 oktober 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 30 december 2019 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 27 januari 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris verzocht om de uitspraak van de rechtbank niet te hoeven uitvoeren totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank in stand zou blijven, en besloot daarom een voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de overdrachtstermijn wordt opgeschort met ingang van de dag na de bekendmaking van de uitspraak.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen nieuw besluit op de aanvraag hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.M. Bijloos, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath als griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 januari 2020.