ECLI:NL:RVS:2020:242

Raad van State

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
201909308/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

Op 28 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag was op 24 november 2019 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 19 december 2019 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Jhingoer, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.

De Raad van State overwoog dat het hoger beroep zich niet richtte tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet had uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist onder artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling werd genomen. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.

De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 28 januari 2020.

Uitspraak

201909308/1/V2.
Datum uitspraak: 28 januari 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 19 december 2019 in zaak nr. NL19.28643 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 24 november 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 19 december 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Jhingoer, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.     Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
2.     Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Bossmann
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2020
314.