ECLI:NL:RVS:2020:2490

Raad van State

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
21 oktober 2020
Zaaknummer
201810215/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Nuenen Zuidoost en ontvankelijkheid van beroepen

Op 21 oktober 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Nuenen Zuidoost". Dit bestemmingsplan werd op 27 september 2018 door de raad van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten gewijzigd vastgesteld. Appellanten, [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], zijn eigenaren van een perceel in de woonwijk "Refelingse Erven" en hebben beroep ingesteld tegen het besluit, omdat zij menen dat het plan fouten bevat. Zij stellen dat zij op basis van eerdere toezeggingen van de raad mochten vertrouwen dat deze fouten zouden worden hersteld.

De Afdeling heeft vastgesteld dat de appellanten geen zienswijze hebben ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan, waardoor hun beroep tegen bepaalde onderdelen niet-ontvankelijk is. Voor [appellant sub 2], die eigenaar is van percelen op een bedrijventerrein, is het beroep ontvankelijk verklaard, omdat hij in een ongunstiger positie is geraakt door de wijziging van de aanduiding in het bestemmingsplan. De Afdeling oordeelt dat het besluit van 27 september 2018 in strijd is met de rechtszekerheid, omdat de raad niet duidelijk heeft gemaakt welke wijzigingen zijn aangebracht ten opzichte van het ontwerp.

De uitspraak leidt tot de vernietiging van het besluit van 27 september 2018 voor de onderdelen die betrekking hebben op de aanduiding "bijgebouwen" en de bestemming "Bedrijventerrein". De raad wordt opgedragen om binnen vier weken de noodzakelijke aanpassingen in het elektronisch vastgestelde plan door te voeren. Tevens worden de proceskosten van de appellanten vergoed.

Uitspraak

201810215/1/R2.
Datum uitspraak: 21 oktober 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B],
2.    [appellant sub 2],
allen wonend te Nuenen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten,
en
de raad van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 september 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Nuenen Zuidoost" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juli 2020, waar
[appellant sub 2], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door C.M.G. Schoof en H.F.C.E. Senders, zijn verschenen. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] hebben via een telefonische verbinding aan de zitting deelgenomen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Het plan voorziet in een actualisering van bestemmingsplannen die gelden voor Nuenen-zuid en Nuenen-oost.
2.    [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] zijn eigenaar van een perceel met woning, gelegen aan de [locatie 1], te Nuenen. In het plan is aan de percelen in hun woonwijk "Refelingse Erven" de bestemming "Wonen" toegekend en een aanduiding voor een bouwvlak. Verder is aan de percelen Refelingse Erven nrs. 89 tot en met 113, oneven nummers, een aanduiding voor bijgebouwen toegekend.
[appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] stellen zich op het standpunt dat het plan fouten bevat. Op grond van eerdere toezeggingen van de raad mochten zij erop vertrouwen dat de raad deze fouten zou herstellen, aldus [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B].
3.    [appellant sub 2] is eigenaar van de percelen [locatie 2] en [locatie 3], kadastraal bekend gemeente Nuenen, sectie […], nummers […], […] en […]. Deze percelen zijn gelegen op een bedrijventerrein. In het plan is aan deze percelen de bestemming "Bedrijventerrein" met de aanduiding "bedrijf van categorie 2" toegekend.
[appellant sub 2] stelt zich op het standpunt dat in het gewijzigd vastgestelde plan ten onrechte niet langer is voorzien in een aanduiding voor een bouwbedrijf.
Ontvankelijkheid
4.    Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 de Awb, kan door een belanghebbende geen beroep worden ingesteld tegen onderdelen van het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarover hij bij het ontwerpplan geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
5.    Niet in geschil is dat de aanduidingen voor bouwvlakken op de gronden in de woonwijk "Refelingse Erven" en de planregels in het plan niet zijn gewijzigd ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Nu [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] geen zienswijze naar voren hebben gebracht tegen het ontwerpbestemmingsplan, en zij ook geen omstandigheden naar voren hebben gebracht ter rechtvaardiging hiervan, kunnen [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] geen beroep instellen tegen deze planonderdelen en is hun beroep in zoverre niet-ontvankelijk.
Bij de vaststelling van het plan is de aanduiding "bijgebouwen" op de percelen Refelingse Erven 89 tot en met 113 op de verbeelding van het plan toegevoegd ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Daardoor zijn de bouwmogelijkheden op het perceel, dat is gelegen achter het perceel van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], toegenomen. Daarnaast zijn de bouwmogelijkheden op het perceel, dat is gelegen naast het perceel van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], toegenomen. In zoverre zijn [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] door deze wijziging in een ongunstiger positie geraakt ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Gelet hierop kan hen redelijkerwijs niet worden verweten dat zij tegen dit planonderdeel geen zienswijze naar voren hebben gebracht tegen het ontwerpbestemmingsplan en is hun beroep in zoverre ontvankelijk.
6.    Voor [appellant sub 2] geldt dat niet in geschil is dat op de verbeelding van het plan de aanduiding "categorie 3.2" is komen te vervallen, waardoor bouwbedrijven niet langer zijn toegelaten. [appellant sub 2] is door deze wijziging in een ongunstiger positie geraakt ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Gelet hierop kan hem, anders dan de raad naar voren heeft gebracht, redelijkerwijs niet worden verweten dat hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht tegen het ontwerpbestemmingsplan en is zijn beroep ontvankelijk.
Rechtszekerheid en onzorgvuldige voorbereiding
7.    [appellant sub 2] betoogt dat uit het besluit van 27 september 2018 niet blijkt dat de raad heeft besloten om de aanduiding categorie 3.2 van de verbeelding te verwijderen. Dat kan volgens [appellant sub 2] niet worden afgeleid uit het raadsvoorstel en het besluit van 27 september 2018.
7.1.    In het besluit van 27 september 2018 is vermeld dat de raad heeft besloten het bestemmingsplan "Nuenen Zuidoost" gewijzigd vast te stellen overeenkomstig de zienswijzennota, waarbij ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan wijzigingen zijn aangebracht zoals beschreven in de zienswijzennota. Deze zienswijzennota bevat een lijst met wijzigingen naar aanleiding van de ingediende zienswijzen en een lijst met ambtshalve wijzigingen. In deze laatste lijst is, zoals [appellant sub 2] terecht naar voren heeft gebracht, de wijziging, inhoudende het vervallen van categorie 3.2 voor de percelen [locatie 2] en [locatie 3], niet opgenomen. Dat betekent dat de verbeelding in ieder geval voor wat betreft deze wijziging niet overeenkomt met het besluit van 27 september 2018.  De raad heeft dit in het verweerschrift erkend. De Afdeling ziet in het betoog van [appellant sub 2] aanleiding voor het oordeel dat dit besluit en het plan, in onderlinge samenhang bezien, in ieder geval in zoverre zijn vastgesteld in strijd met de rechtszekerheid.
Het betoog slaagt.
8.    De Afdeling stelt vast dat in de lijst met ambtshalve wijzigingen evenmin de wijziging, inhoudende het opnemen van een aanduiding voor bijgebouwen voor de percelen Refelingse Erven nrs. 89 tot en met 113 is genoemd, terwijl deze aanduiding op de verbeelding wel is ingetekend. Derhalve komt de verbeelding ook voor wat betreft deze wijziging niet overeen met het besluit van 27 september 2018. De Afdeling is, gelet hierop, van oordeel dat dit besluit en het plan, in onderlinge samenhang bezien, ook in zoverre zijn vastgesteld in strijd met de rechtszekerheid.
Conclusie
9.    De beroepen zijn in zoverre gegrond, zodat het besluit van 27 september 2018 voor zover het ziet op de aanduiding "bijgebouwen" op de gronden Refelingse Erven nrs. 89 tot en met 113, oneven nummers, te Nuenen en voor zover het ziet op de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein" dat betrekking heeft op de percelen [locatie 2] en [locatie 3] te Nuenen, wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb dient te worden vernietigd. Aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], voor zover dat is gericht tegen de toekenning van de aanduiding "bijgebouwen" en aan het betoog van [appellant sub 2] over het niet langer toekennen van een aanduiding voor een bouwbedrijf in het vastgestelde plan, wordt niet toegekomen.
10.    Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
11.    De raad dient ten aanzien van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en ten aanzien van de Groof op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], voor zover dat betrekking heeft op bouwvlakken op de gronden in de woonwijk "Refelingse Erven" en de planregels van het bestemmingsplan "Nuenen Zuidoost" niet-ontvankelijk;
II.    verklaart het beroep [appellant sub 2] geheel en het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] voor het overige gegrond;
III.    vernietigt het besluit van 27 september 2018, waarbij het bestemmingsplan "Nuenen Zuidoost" gewijzigd is vastgesteld, voor zover dat ziet op:
(a) de vaststelling van het plandeel met de aanduiding "bijgebouwen" op de gronden Refelingse Erven nrs. 89 tot en met 113 te Nuenen;
(b) de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein" dat betrekking heeft op de percelen [locatie 2] en [locatie 3] te Nuenen;
IV.    draagt de raad van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdeel III wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
V.    veroordeelt de raad van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten tot:
(a) vergoeding van bij [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de andere;
(b) vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI.    gelast dat de raad van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten:
(a) aan [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de andere;
(b) aan [appellant sub 2] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2020
680.