ECLI:NL:RVS:2020:2544

Raad van State

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
202001487/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Herziening Wester Amstel 2018 - Amsteldijk Noord 100-100a en de gevolgen voor de woonbebouwing

Op 28 oktober 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Herziening Wester Amstel 2018 - Amsteldijk Noord 100-100a". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Amstelveen op 11 december 2019, maakt de bouw van vier woningen in de vorm van twee-onder-éénkapwoningen mogelijk op de percelen Amsteldijk Noord 100 en 100a. De initiatiefnemers van dit project zijn AVM en anderen. De appellant, die woont aan de [locatie] ten zuiden van het plangebied, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, met bezwaren tegen de locatie van het zuidelijke bouwvlak en de bouwmassa die daar mogelijk is.

De Afdeling heeft het beroep op 24 september 2020 ter zitting behandeld. De appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. E.A. Wentink-Quelle, terwijl de raad werd vertegenwoordigd door N. Cuperus en AVM en anderen door mr. S.P. Dalmolen. De appellant betoogde dat het bestemmingsplan in strijd is met het Beeldkwaliteitplan Amsteldijk, dat geen ruimte biedt voor uitbreiding van de woonbebouwing. De Afdeling oordeelde echter dat het bestemmingsplan niet in strijd is met het Beeldkwaliteitplan, omdat het hier niet gaat om vervangende nieuwbouw van bestaande woningen, maar om de vervangingen van een autobedrijf door woningen.

Daarnaast voerde de appellant aan dat de toegelaten bouwmassa in strijd is met de Quickscan Amsteldijk Noord 100-100a. De Afdeling oordeelde dat de raad niet gebonden was aan de Quickscan en dat de bouwmogelijkheden voldoende zijn begrensd. De Afdeling concludeerde dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, en uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2020.

Uitspraak

202001487/1/R1.
Datum uitspraak: 28 oktober 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Amstelveen (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant]),
en
de raad van de gemeente Amstelveen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 december 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Herziening Wester Amstel 2018 - Amsteldijk Noord 100-100a" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Amsterdamsche Vastgoed Maatschappij BV, [belanghebbende A] en [belanghebbende B] (hierna: AVM en anderen) hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft het beroep ter zitting behandeld op 24 september 2020, waar zijn verschenen:
- [appellant A], bijgestaan door mr. E.A. Wentink-Quelle, advocaat te Amstelveen,
- de raad, vertegenwoordigd door N. Cuperus, en
- AVM en anderen, vertegenwoordigd door mr. S.P. Dalmolen, advocaat te Amsterdam, vergezeld door [gemachtigde].
Overwegingen
Inleiding
1.    Het plan maakt aan de Amsteldijk Noord 100 en 100a in Amstelveen vier woningen in de vorm van twee-onder-éénkapwoningen mogelijk. De initiatiefnemers van de ontwikkeling zijn AVM en anderen. Op het zuidelijke perceel Amsteldijk Noord 100A is momenteel een autobedrijf gevestigd. Op het noordelijke perceel Amsteldijk Noord 100 staat een woning. Deze bestaande bebouwing zal worden gesloopt.
2.    [appellant] woont aan de [locatie], ten zuiden van het plangebied. Hij verzet zich met name tegen de locatie van het zuidelijke bouwvlak, waarbinnen twee woningen zijn voorzien, en de bouwmassa die op deze locatie mogelijk wordt gemaakt.
Toetsingskader
3.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Beeldkwaliteitplan Amsteldijk
4.    [appellant] voert aan dat in het Beeldkwaliteitplan Amsteldijk staat dat het beleid van de gemeente Amstelveen langs de Amsteldijk geen ruimte biedt voor uitbreiding van de woonbebouwing. Wel kan vervangende nieuwbouw worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan is in strijd met dit beleid, vervat in het Beeldkwaliteitplan, vastgesteld.
4.1.    De Afdeling stelt vast dat het Beeldkwaliteitplan is opgesteld met als doel om bij vervangende nieuwbouw van bestaande woningen de bestaande variatie, schaal en uitstraling van bebouwing langs de Amsteldijk Noord te behouden. In dit geval is geen sprake van vervangende nieuwbouw van een bestaande woning in de zin van het Beeldkwaliteitplan, maar van nieuwe woningbouw ter vervanging van een bestaand autobedrijf. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat in het Beeldkwaliteitplan niet het beleid is vervat dat woningbouw in dergelijke situaties in het geheel niet mogelijk is. Het plan is dan ook in zoverre niet in strijd met het Beeldkwaliteitplan vastgesteld. Het Beeldkwaliteitplan is opgesteld met als doel om bij vervangende nieuwbouw van bestaande woningen de bestaande variatie, schaal en uitstraling van bebouwing langs de Amsteldijk Noord te behouden. De raad heeft blijkens de plantoelichting het Beeldkwaliteitplan voor zover analoog toepasbaar in zijn afweging betrokken en bezien in hoeverre het bestemmingsplan daarmee in overeenstemming is. Waar het bestemmingsplan afwijkt van de in het Beeldkwaliteitplan opgenomen ontwerpprincipes en randvoorwaarden voor vervangende nieuwbouw heeft de raad bezien of hiervoor goede redenen bestaan in de omstandigheid dat in dit geval geen sprake is van vervangende nieuwbouw maar van het vervangen van een bestaand autobedrijf door woningen. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad aldus het Beeldkwaliteitplan in zoverre op ontoereikende wijze in zijn afweging heeft betrokken.
Het betoog faalt.
Bouwmassa
5.    [appellant] betoogt dat het plan wat betreft de toegelaten bouwmassa in strijd is met de Quickscan Amsteldijk Noord 100-100a (hierna: de Quickscan) in samenhang met de toelichting bij het bestemmingsplan "Wester Amstel 2018" en het Beeldkwaliteitplan. In de Quickscan staat dat er maximaal twee twee-onder-éénkapwoningen kunnen worden gebouwd en dat deze woningen elk maximaal 650 m3 inhoud mogen hebben. Uit de toelichting bij het bestemmingsplan "Wester Amstel 2018" volgt volgens [appellant] dat de raad zich hieraan gebonden acht. Omdat  de Quickscan reeds als uitzondering op het Beeldkwaliteitplan moet worden gezien, stond het de raad niet vrij om bij de vaststelling van het plan verdergaand af te wijken door in afwijking van de Quickscan per woning een grotere inhoud van - per saldo - 1.370 m3 toe te laten. De raad had daarom, in overeenstemming met de Quickscan, in het plan moeten vastleggen dat de woningen een maximale inhoud van 650 m3 mogen hebben.
5.1.    In de door [appellant] bedoelde passage uit de toelichting bij het bestemmingsplan "Wester Amstel 2018" leest de Afdeling niet dat de raad zich aan de Quickscan gebonden acht. In deze passage staat slechts dat een initiatiefnemer op de percelen Amsteldijk Noord 100-100A woningbouw wil realiseren, dat het college voor dit initiatief de Quickscan heeft vastgesteld en dat voor deze ontwikkeling een separate planologische procedure zal worden doorlopen. Omdat de Quickscan is opgesteld door het college met bovendien het enkele doel om aan AVM en anderen handvatten te bieden voor de verdere uitwerking van het initiatief, bindt deze de raad niet bij de uitoefening van de aan hem toekomende bevoegdheid tot vaststelling van een bestemmingsplan. Anders dan door [appellant] bepleit, was de raad op grond van de inhoud van de Quickscan in samenhang met de toelichting bij het bestemmingsplan "Wester Amstel 2018" en het Beeldkwaliteitplan dan ook niet gehouden om een maximale inhoudsmaat in het plan vast te leggen. De Afdeling ziet evenmin aanleiding voor het oordeel dat de raad met het oog op de belangen van [appellant] een maximale inhoud van de woningen in het plan vast had moeten leggen. Daarvoor is van belang dat de toegelaten bouwmogelijkheden reeds voldoende zijn begrensd en de raad toereikend heeft gemotiveerd dat deze bouwmogelijkheden strekken ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voor de maximale goot- en bouwhoogte heeft de raad aansluiting gezocht bij de goot- en bouwhoogten van de bestaande woningen langs de Amsteldijk Noord en ook de in het plan toegestane oppervlakte van de woningen is vergelijkbaar met de oppervlakte van de bestaande woningen. Verder is de locatie van de bouwblokken afgestemd op de locatie van de woning van [appellant], zodat op elkaar aanhakende voorgevelrooilijnen ontstaan, met een afstand van ongeveer 7 meter tussen de bouwblokken. Het aangevoerde heeft geen aanleiding voor het oordeel dat deze bouwmogelijkheden leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant].
Het betoog faalt.
Overige gronden
6.    De Afdeling ziet in de overige beroepsgronden geen aanleiding om op grond daarvan tot een ander oordeel over het bestemmingsplan te komen dan de voorzieningenrechter reeds in de uitspraak van 3 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1296, is gekomen. Die beroepsgronden slagen dus niet. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de Afdeling naar de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Conclusie
7.    Het beroep is ongegrond.
8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2020
745.