ECLI:NL:RVS:2020:2781
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 18 november 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 2 september 2020 niet-ontvankelijk was verklaard. Hiertegen had de vreemdeling beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 13 november 2020 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling ging in hoger beroep en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij niet zou worden uitgezet en opvang en verstrekkingen zou ontvangen totdat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft de argumenten van de vreemdeling en de staatssecretaris afgewogen. Hij concludeerde dat, op basis van de aangevoerde feiten, het niet aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank zou worden vernietigd. Gezien de belangen van beide partijen, besloot de voorzieningenrechter om geen voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van de vreemdeling werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.