ECLI:NL:RVS:2020:2828
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan
Op 1 december 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had in eerste aanleg beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 19 november 2018 had vastgesteld dat de vreemdeling geen rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan had gehad. Dit besluit werd door de staatssecretaris op 19 juni 2019 in het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag verklaarde op 10 juli 2020 het beroep van de vreemdeling ongegrond.
In het hoger beroep, dat werd ingesteld door de vreemdeling en waarbij mr. C.H.M. Geraedts als advocaat optrad, werd door de vreemdeling niet duidelijk gemaakt waarom de uitspraak van de rechtbank volgens haar niet juist was. Hierdoor kon de Afdeling bestuursrechtspraak geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. J. Verbeek, griffier. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 1 december 2020.