201809687/1/A3.
Datum uitspraak: 29 januari 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 7 november 2018 in zaak nr. 18/711 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Helmond.
Procesverloop
Bij besluit van 6 maart 2018 heeft het college beslist op een verzoek van [appellante] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob).
Bij uitspraak van 7 november 2018 heeft de rechtbank het door [appellante], met instemming van het college, rechtstreeks ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 september 2019, waar [appellante] en het college, vertegenwoordigd door mr. P. Helmus, zijn verschenen.
De Afdeling heeft het onderzoek ter zitting geschorst om [appellante] en het college in de gelegenheid te stellen het geschil op te lossen.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak opnieuw ter zitting behandeld op 29 november 2019, waar [appellante] en het college, vertegenwoordigd door mr. P. Helmus, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Op 31 januari 2018 heeft [appellante] het college naar aanleiding van een brief van 2 december 2010 van Hekkelman Advocaten onder meer het volgende verzocht:
‘Onder verwijzing naar de brief van Hekkelman Advocaten d d. 02-12-2010 (bijlage), verzoek ik u om de volgende informatie om mij te doen toekomen
[…]
2. uitgebrachte visie van het ziekenhuis aan dit advocatenkantoor‘
Het college heeft medegedeeld dat een dergelijke visie hem niet bekend is en heeft haar verzoek onder verwijzing naar een besluit van 10 juli 2017, afgewezen. In het verzoek, gedateerd op 23 mei 2017, dat leidde tot dat besluit verzocht [appellante] op grond van de Wob het volgende:
‘Uitgebrachte visie van Elkerliek Ziekenhuis en advies aan gemeente Helmond’
In haar bezwaarschrift heeft [appellante] het college verzocht om in te stemmen met rechtstreeks beroep. Het college heeft daarmee ingestemd.
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat onweersproken is vastgesteld dat [appellante] eerder, op 23 mei 2017, eenzelfde verzoek heeft ingediend en dat het college dat verzoek bij besluit van 10 juli 2017 heeft afgewezen. Daarom mocht het college op grond van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) onder verwijzing naar het besluit van 10 juli 2017 het verzoek van [appellante] afwijzen, aldus de rechtbank.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college artikel 4:6, tweede lid, van de Awb ten grondslag mocht leggen aan het besluit van 6 maart 2018. In beroep heeft het college verschillende stukken naar de rechtbank gestuurd die haar eerder niet bekend waren. Die stukken heeft de rechtbank naar haar toegezonden. Als leek had aan haar bekend gemaakt moeten worden dat artikel 4:6, tweede lid, van de Awb op het geding van toepassing was. Nu voelt zij zich misleid, aldus [appellante].
4. Artikel 4:6 van de Awb luidt:
‘1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.’
5. De Afdeling overweegt dat [appellante] bij brief van 23 mei 2017 heeft verzocht om een uitgebrachte visie en advies van het Elkerliek Ziekenhuis aan de gemeente Helmond over te leggen. Het college heeft daarop bij besluit van 10 juli 2017 medegedeeld dat hem geen visie of advies bekend is. In het verzoek van 31 januari 2018 heeft [appellante] dit verzoek herhaald.
Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3131, kan het college ervoor kiezen om, als er volgens het college geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, de herhaalde aanvraag af te wijzen onder verwijzing naar het eerdere afwijzende besluit. Als het bestuursorgaan toepassing geeft aan artikel 4:6, tweede lid, van de Awb, dan toetst de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden en eventueel door het bestuursorgaan gevoerd beleid, of het bestuursorgaan zich terecht, en zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als de bestuursrechter tot het oordeel komt dat het bestuursorgaan zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, dan kan dat de afwijzing van de aanvraag of het verzoek om terug te komen van een besluit in beginsel dragen. De bestuursrechter kan aan de hand van wat de rechtzoekende heeft aangevoerd evenwel tot het oordeel komen dat het besluit op de herhaalde aanvraag of het verzoek om terug te komen van een besluit evident onredelijk is. In dit geval heeft het college het verzoek onder verwijzing naar het besluit van 10 juli 2017 afgewezen. Niet is gebleken dat er nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn. Evenmin is gebleken dat de weigering om terug te komen van het besluit evident onredelijk is. [appellante] had, gezien de verwijzing van het college naar het besluit van 10 juli 2017, ervan op de hoogte kunnen zijn dat de rechtbank zou beoordelen of het college het verzoek van [appellante] met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb mocht afwijzen. De rechtbank heeft, gezien het voorgaande, terecht geoordeeld dat het college het verzoek onder verwijzing naar het besluit van 10 juli 2017 mocht afwijzen.
Het betoog faalt.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.
w.g. Wortmann w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2020
280-857.