ECLI:NL:RVS:2020:308
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met overdracht aan Duitsland
Op 29 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 25 november 2019 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geïnformeerd dat hij aan Duitsland zou worden overgedragen. De rechtbank had op 3 januari 2020 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bulthuis, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter overwoog dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep op 10 januari 2020 eindigde, maar dat het hogerberoepschrift na deze datum bij de Raad van State was ontvangen. Hierdoor was het hoger beroep niet tijdig ingediend. De aangevoerde omstandigheden door de vreemdeling werden niet als voldoende geacht om het hoger beroep alsnog in behandeling te nemen. De voorzieningenrechter verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van hoger beroep en de gevolgen van het niet naleven van de termijnen in bestuursrechtelijke procedures.