ECLI:NL:RVS:2020:3129

Raad van State

Datum uitspraak
29 december 2020
Publicatiedatum
28 december 2020
Zaaknummer
202006033/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak betreffende verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 29 december 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 3 maart 2020 was afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 2 juli 2020 ongegrond verklaard door de staatssecretaris. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, op 11 november 2020 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en besloten dat de staatssecretaris de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Dit betekent dat de staatssecretaris geen nieuw besluit hoeft te nemen op het bezwaar van de vreemdeling totdat er een definitieve uitspraak is gedaan in het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.

Uitspraak

202006033/3/V3.
Datum uitspraak: 29 december 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 11 november 2020 in zaak nr. 20/5327 in het geding tussen:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kinderen,
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 3 maart 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 2 juli 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 november 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De staatssecretaris heeft het hoger beroep aangevuld.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en incidenteel hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.    Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, ziet de voorzieningenrechter aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
3.    De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen nieuw besluit op het gemaakte bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2020
873.