ECLI:NL:RVS:2020:34
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en niet-ontvankelijkheid
Op 8 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was op 12 december 2019 in vreemdelingenbewaring geplaatst. Tegen deze beslissing had hij op 23 december 2019 beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals vereist volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was.
De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak was dat het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard en dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 januari 2020, waarbij mr. N. Verheij als lid van de enkelvoudige kamer en mr. D. van Leeuwen als griffier aanwezig waren.