ECLI:NL:RVS:2020:40
Raad van State
- Hoger beroep
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in vreemdelingenzaak
Op 9 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling en zijn referent tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 12 januari 2018 was afgewezen. De vreemdeling en referent maakten bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 26 juli 2018 ongegrond verklaard. Vervolgens hebben zij op 28 februari 2019 beroep ingesteld bij de rechtbank, die dit beroep eveneens ongegrond verklaarde.
In het hoger beroep dat volgde, werd door de vreemdeling en referent, vertegenwoordigd door mr. M. Issa, niet duidelijk gemaakt waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hen onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling bestuursrechtspraak geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep. De Afdeling heeft vastgesteld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. G.M.H. Hoogvliet, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. M.M. van Es, griffier.