ECLI:NL:RVS:2020:406
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in vreemdelingenbewaring
Op 10 februari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de hoger beroepen van twee vreemdelingen die in vreemdelingenbewaring waren gesteld. De vreemdelingen waren op 9 januari 2020 in vreemdelingenbewaring geplaatst en hadden tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 22 januari 2020 hoger beroep ingesteld. In die uitspraak had de rechtbank de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard en hun verzoeken om schadevergoeding afgewezen.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft vastgesteld dat de vreemdelingen in hun hoger beroep niet hebben uitgelegd waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hen onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over de hoger beroepen, zoals vereist volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. Dit leidde tot de conclusie dat de hoger beroepen niet-ontvankelijk zijn.
De Raad van State heeft in zijn beslissing bepaald dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 februari 2020, en de beslissing is vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.