ECLI:NL:RVS:2020:436

Raad van State

Datum uitspraak
12 februari 2020
Publicatiedatum
12 februari 2020
Zaaknummer
201903604/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen weigering handhavend optreden tegen gebruik landbouwgrond als parkeerterrein door Camping Duinhoeve

Op 12 februari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellanten [appellant A] en [appellant B] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg om handhavend op te treden tegen het gebruik van landbouwgrond als parkeerterrein door Camping Duinhoeve, gelegen aan de Oude Bosschebaan 4 te Udenhout. Appellanten, die tegenover de camping wonen, hebben in januari 2018 verzocht om handhaving, omdat zij menen dat het aantal standplaatsen op de camping het toegestane aantal overschrijdt. Het college heeft dit verzoek afgewezen, wat door de rechtbank in eerste aanleg is bevestigd. De rechtbank oordeelde dat het college niet bevoegd was om handhavend op te treden, omdat er geen maximaal aantal standplaatsen uit het bestemmingsplan kon worden afgeleid.

In hoger beroep hebben appellanten betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er geen maximum aantal standplaatsen kan worden afgeleid uit de planregels. De rechtbank had volgens hen moeten concluderen dat er een maximum van ongeveer 80 standplaatsen voor stacaravans en 80 voor kampeermiddelen is toegestaan. De Camping Duinhoeve heeft in haar schriftelijke uiteenzetting gesteld dat het bestemmingsplan sinds 5 september 2018 is herzien en nu 350 standplaatsen toestaat.

De Raad van State heeft de argumenten van appellanten niet gevolgd en bevestigd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen overtreding is en dat het college niet bevoegd is om handhavend op te treden. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 12 februari 2020.

Uitspraak

201903604/1/A1.
Datum uitspraak: 12 februari 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Udenhout, gemeente Tilburg (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 maart 2019 in zaak nr. 18/6097 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg.
Procesverloop
Bij besluit van 28 maart 2018 heeft het college geweigerd handhavend op te treden tegen het in gebruik nemen van landbouwgrond als parkeerterrein en het overschrijden van het maximaal aantal toegestane standplaatsen door de Camping Duinhoeve Udenhout B.V. (hierna: de Camping Duinhoeve) gelegen aan de Oude Bosschebaan 4 te Udenhout.
Bij besluit van 30 augustus 2018 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, met dien verstande dat het bezwaar voor zover dat is gericht tegen de weigering om handhavend op te treden tegen het gebruik van de parkeerplaatsen niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat [appellant] daarbij geen belanghebbende is.
Bij uitspraak van 19 maart 2019 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 30 augustus 2018 vernietigd en is bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college en de Camping Duinhoeve hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 december 2019, waar [appellant A] en [appellant B], bijgestaan door mr. H.P.J.G. Berkers, rechtsbijstandverlener te ’s-Hertogenbosch, en het college, vertegenwoordigd door mr. P. van IJzendoorn, zijn verschenen. Daarnaast is de Camping Duinhoeve, vertegenwoordigd door mr. B.F.J. Bollen, advocaat te Tilburg, [gemachtigden], ter zitting gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.    [appellant] woont tegenover de Camping de Duinhoeve op het perceel [locatie]. Bij brief van 19 januari 2018 heeft hij verzocht handhavend op te treden tegen het gebruik van landbouwgrond als parkeerterrein en het overschrijden van het maximaal aantal toegestane standplaatsen op de camping. In hoger beroep is uitsluitend in geschil tussen partijen of de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college niet bevoegd is handhavend op te treden tegen het aantal aanwezige standplaatsen op de camping.
Volgens het bestemmingsplan "Buitengebied De Zandleij 2012" zijn de gronden waar de standplaatsen zijn voorzien bestemd als "Enkelbestemming Recreatie" met de "functieaanduiding kampeerterrein " en "functieaanduiding verblijfsrecreatie".
2.    Het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak die deel uitmaakt van de uitspraak.
Hoger beroep
3.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat geen maximum aantal standplaatsen uit de planregels kan worden afgeleid. [appellant] voert hiertoe aan dat uit artikel 12.2.2, sub e en onder 2, van de planregels, gelezen in samenhang met artikel 12.2.2, sub e en onder 6, van de planregels, kan worden afgeleid hoeveel standplaatsen zijn toegestaan. Volgens [appellant] mag worden uitgegaan van een maximum aantal van ongeveer 80 standplaatsen voor stacaravans en een maximum aantal van ongeveer 80 standplaatsen voor kampeermiddelen.
3.1.    In haar schriftelijke uiteenzetting stelt de Camping Duinhoeve dat de in artikel 12.2.2, sub e en onder 2, van de planregels opgenomen beperking van 4.000 m2 ziet op het bouwen van gebouwen ten dienste van de camping, bijvoorbeeld sanitair-gebouwen en gemeenschappelijke voorzieningen, en niet op de omvang van de standplaatsen zelf. Verder stelt de Camping Duinhoeve dat vanaf 5 september 2018 het bestemmingsplan "Buitengebied De Zandleij 2012, eerste herziening (Camping Duinhoeve)" van kracht is geworden en dat in dit bestemmingsplan is voorzien in 350 standplaatsen, zodat in zoverre sprake is van concreet zicht op legalisering.
3.2.    De rechtbank heeft overwogen dat in het bestemmingsplan, zoals dat luidde ten tijde van het besluit van 28 maart 2018, niet uitdrukkelijk een maximaal aantal standplaatsen was voorgeschreven. Volgens de rechtbank berust de berekening waar [appellant] zich in bezwaar op heeft gebaseerd op de onjuiste veronderstelling dat het maximaal aantal kan worden bepaald door de in artikel 12.2.2, sub e, onder 6, van de planregels genoemde maximale gezamenlijke oppervlakte van de ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie' toegelaten gebouwen van 4.000 m2 te delen door de in artikel 12.2.2, sub e, onder 2, genoemde minimale afmeting van een standplaats voor een stacaravan van 150 m2. Dit is volgens de aangevallen uitspraak niet juist omdat de minimale afmeting van de standplaats niet gelijk kan worden gesteld aan de minimale afmeting van de stacaravan/de bebouwing op die standplaats, omdat rondom een stacaravan ook nog onbebouwde oppervlakte aanwezig zal zijn. Nu gesteld noch gebleken is dat anderszins een maximum aantal standplaatsen uit het geldende bestemmingsplan kan worden afgeleid, concludeert de rechtbank dat geen sprake is van een overtreding, zodat geen aanleiding bestond voor het college om tot handhaving over te gaan.
3.3.    Zoals ter zitting is bevestigd door [appellant] heeft zijn verzoek om handhaving uitsluitend betrekking op het aantal aanwezige standplaatsen op het perceel. De rechtbank heeft terecht overwogen dat in het ten tijde van het besluit geldende bestemmingsplan geen maximaal aantal standplaatsen voor stacaravans en caravans is opgenomen. Zoals de rechtbank verder terecht heeft overwogen is uit de artikelen 12.2.2, sub e en onder 2 en 12.2.2, sub e en onder 6, evenmin rechtstreeks een maximaal aantal toegestane standplaatsen af te leiden. Gelet hierop is de rechtbank terecht tot de conclusie gekomen dat het college niet bevoegd is handhavend op te treden tegen het aantal gerealiseerde standplaatsen naar aanleiding van het verzoek daartoe van [appellant].
Het betoog faalt.
Slot en conclusie
4.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.
w.g. Helder    w.g. Vermeulen
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2020
700.
BIJLAGE
De planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied De Zandleij 2012".
Artikel 12.1.2 Functie-aanduidingen
"[…];
e. Ter plaatse van de aanduiding "verblijfsrecreatie" zijn de voor "Recreatie" aangewezen gronden mede bestemd voor verblijfsrecreatieve voorzieningen ten behoeve van de camping, zulks in de vorm van:
1. stacaravans;
2. staanplaatsen voor kampeermiddelen (zoals tenten, kampeerauto’s en toercaravans);
3. bijbehorende (gemeenschappelijke) voorzieningen, zoals (een) winkel(s), kantine(s), restaurant(s). wasserette(s), parkeerterrein(en) en sanitaire voorzieningen.
[…]."
Artikel 12.2.2 Gebouwen
"Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Indien geen bouwvlak is aangegeven, geldt het bestemmingsvlak als zodanig. Indien tussen bestemmingsvlakken de figuuraanduiding 'relatie' is aangegeven, worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.
b. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' mogen geen gebouwen worden gebouwd, uitgezonderd ingevolge de regels toegelaten, als gebouwen aan te merken bouwwerken van algemeen nut.
c. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' mogen geen gebouwen worden gebouwd, uitgezonderd ingevolge de regels toegelaten, als gebouwen aan te merken bouwwerken van algemeen nut.
d. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsgebied' mogen geen gebouwen worden gebouwd, uitgezonderd ingevolge de regels toegelaten, als gebouwen aan te merken bouwwerken van algemeen nut.
e. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' mogen gebouwen worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
1. gebouwen mogen worden gebouwd op een afstand van ten minste 5 m van de (zijdelingse) bouwperceelsgrenzen;
2. een standplaats voor een stacaravan niet minder dan 150 m² groot mag zijn;
3. een standplaats voor maximaal 35% mag worden bebouwd, zulks met een maximum van 60 m²;
4. voor stacaravans en bijgebouwen een maximale bouwhoogte geldt van 3,5 m;
5. voor overige gebouwen een maximale bouwhoogte geldt van 5 m;
6. de gezamenlijke oppervlakte van de ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' toegelaten gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, maximaal 4.000 m² mag bedragen.
[…];"