ECLI:NL:RVS:2020:475

Raad van State

Datum uitspraak
17 februari 2020
Publicatiedatum
17 februari 2020
Zaaknummer
202000915/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd aan vreemdelingen

Op 17 februari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van vreemdelingen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, hadden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 13 januari 2020, waarin hun beroepen tegen een vrijheidsbeperkende maatregel, opgelegd op 9 juli 2019, ongegrond waren verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat de vreemdelingen niet in aanmerking kwamen voor hoger beroep, omdat volgens de wet (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000) tegen de opgelegde maatregel geen hoger beroep mogelijk is.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen bevestigd dat de rechtbank ten onrechte had aangegeven dat er wel hoger beroep mogelijk was. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in stand blijft. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die als tegenpartij was opgetreden, hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 17 februari 2020.

Uitspraak

202000915/1/V3.
Datum uitspraak: 17 februari 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdelingen], mede voor hun minderjarige kind,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 13 januari 2020 in zaken nrs. NL19.27716 en NL19.27717  in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 9 juli 2019 is aan de vreemdelingen een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 13 januari 2020 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    De uitspraak van de rechtbank gaat over een vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 56 van de Vw 2000). Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000). Dat onder de uitspraak ten onrechte staat dat wel hoger beroep kan worden ingesteld, verandert dat niet.
2.    De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.
w.g. Steendijk    w.g. Annen
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2020
765.