ECLI:NL:RVS:2020:52
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- H.G. Sevenster
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen terugkeerbesluit van staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 26 juni 2019. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling tegen het terugkeerbesluit van de staatssecretaris gedeeltelijk gegrond verklaard en het terugkeerbesluit vernietigd. De staatssecretaris had op 28 augustus 2018 een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen en haar opgedragen de Europese Unie binnen vier weken te verlaten. De vreemdeling had hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet had gemotiveerd waarom het door de vreemdeling gestelde familie- en gezinsleven niet tot een verlenging van de vertrektermijn leidde.
In het hoger beroep klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij bij het nemen van het terugkeerbesluit had moeten motiveren waarom het familie- en gezinsleven van de vreemdeling niet tot een verlenging van de vertrektermijn leidt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat uit de beroepsgronden en de stukken blijkt dat de vreemdeling in beroep niet om verlenging van de vertrektermijn heeft verzocht. De rechtbank was niet bevoegd om de vertrektermijn ambtshalve te toetsen, omdat deze termijn niet is gebaseerd op een voorschrift van openbare orde. De grief van de staatssecretaris slaagt.
Het incidenteel hoger beroep van de vreemdeling leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De Raad van State verklaart het hoger beroep van de staatssecretaris gegrond en het incidenteel hoger beroep van de vreemdeling ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd voor zover deze het beroep van de vreemdeling tegen het terugkeerbesluit gegrond heeft verklaard. De uitspraak wordt voor het overige bevestigd.