ECLI:NL:RVS:2020:557
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake verblijfsrecht vreemdeling
Op 4 oktober 2018 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om afgifte van een document, dat duurzaam verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan aantoont, afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit werd op 27 juni 2019 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, heeft op 14 januari 2020 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, de afwijzing vernietigd en de staatssecretaris opgedragen binnen vier weken een nieuw besluit te nemen. Hierop heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep beslist.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De staatssecretaris had op 13 februari 2020 al een nieuw besluit genomen op het bezwaar van de vreemdeling, waardoor hij geen belang meer had bij het treffen van de gevraagde voorziening. De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris bovendien veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 525,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan op 24 februari 2020.