ECLI:NL:RVS:2020:568

Raad van State

Datum uitspraak
24 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
201902848/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel en hoger beroep vreemdeling

Op 24 februari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 6 augustus 2018 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 20 maart 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.G. Metselaar, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

In het hoger beroep heeft de vreemdeling een rapport overgelegd van het instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (iMMO) van 7 april 2019. De Raad van State oordeelde dat dit rapport, dat na de uitspraak van de rechtbank is opgesteld, niet kan worden betrokken bij de beoordeling van het hoger beroep. De reden hiervoor is dat de vreemdeling op de wachtlijst heeft gestaan voor het onderzoek bij het iMMO, wat niet voldoende is om artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000 buiten toepassing te laten.

De Raad van State concludeerde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

201902848/1/V2.
Datum uitspraak: 24 februari 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 20 maart 2019 in zaak nr. NL18.15622 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 6 augustus 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 20 maart 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.G. Metselaar, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    In hoger beroep heeft de vreemdeling een rapport overgelegd van het instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (hierna: het iMMO) van 7 april 2019. Dit rapport, dat van na de uitspraak van de rechtbank dateert, kan niet bij de beoordeling van het hoger beroep worden betrokken. Dat de vreemdeling op de wachtlijst heeft gestaan voor het onderzoek bij het iMMO en dat hij daarom het rapport pas eerst in hoger beroep kon overleggen, is geen reden die het buiten toepassing laten van artikel 85 van de Vw 2000 rechtvaardigt.
2.    Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, griffier.
w.g. Troostwijk    w.g. Bosma
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2020
572-915.