ECLI:NL:RVS:2020:571
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Beëindiging verblijfsrecht en inreisverbod vreemdeling
Op 26 februari 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het verblijfsrecht van een vreemdeling en het opgelegde inreisverbod. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 7 januari 2019 besloten om het verblijfsrecht van de vreemdeling te beëindigen en een inreisverbod uit te vaardigen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar op 17 april 2019 ongegrond. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 15 januari 2020 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter overwoog dat het hoger beroep niet gericht was tegen de uitspraak van de rechtbank, aangezien de vreemdeling niet had toegelicht waarom deze uitspraak onjuist zou zijn. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De voorzieningenrechter bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak werd openbaar gedaan op 26 februari 2020.