ECLI:NL:RVS:2020:627
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Beëindiging verblijfsrecht en ongewenstverklaring van vreemdeling
Op 26 februari 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening en op het hoger beroep van een vreemdeling. De vreemdeling had eerder, op 12 juni 2018, te horen gekregen dat zijn verblijfsrecht was beëindigd en dat hij ongewenst was verklaard door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Hiertegen had de vreemdeling bezwaar gemaakt, maar dit werd op 5 juni 2019 ongegrond verklaard. Vervolgens had de rechtbank Den Haag op 30 oktober 2019 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.S. Yap, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat het hoger beroep niet gericht was tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet had uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 26 februari 2020, waarbij mr. N. Verheij als voorzieningenrechter en mr. G.A. van de Sluis als griffier aanwezig waren.