ECLI:NL:RVS:2020:629
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting
Op 27 februari 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenzaak. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag had ingediend om te bepalen dat haar uitzetting achterwege blijft, welke aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen op 5 oktober 2017. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de staatssecretaris op 14 maart 2018.
De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, heeft op 10 januari 2020 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling afgewogen. Hij oordeelde dat de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank geen gevolgen heeft die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt en dat de uitvoering geen onevenredige inspanning vergt. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, tot een bedrag van € 525,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand.