ECLI:NL:RVS:2020:634
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag vreemdeling om document rechtmatig verblijf
In deze zaak heeft de vreemdeling een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening, nadat haar aanvraag voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De staatssecretaris had op 26 februari 2019 de aanvraag afgewezen en het bezwaar van de vreemdeling ongegrond verklaard op 28 mei 2019. De rechtbank Den Haag had op 22 november 2019 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling in hoger beroep ging en opnieuw verzocht om een voorlopige voorziening.
De vreemdeling vroeg de voorzieningenrechter om te bepalen dat de Dienst Terugkeer en Vertrek zich zou onthouden van uitzettingshandelingen, dat zij haar in bewaring genomen paspoort terug zou krijgen en dat schadevergoeding zou worden verleend voor geleden schade door een vordering om in persoon te verschijnen. De voorzieningenrechter had eerder, op 4 februari 2020, al bepaald dat de vreemdeling niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verzoek niet betrekking had op het geding in de hoofdzaak en de vreemdeling een aparte rechtsgang had moeten volgen voor de uitoefening van bevoegdheden neergelegd in de Vw 2000.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beslissing aangegeven dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 28 februari 2020.