ECLI:NL:RVS:2020:641
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende intrekking verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 2 maart 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening. De vreemdeling had in beroep de intrekking van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aangevochten. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze vergunning op 1 maart 2019 ingetrokken. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar dit bezwaar werd op 4 september 2019 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 30 januari 2020 het beroep van de vreemdeling tegen de ongegrondverklaring van het bezwaar eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de vreemdeling niet heeft voldaan aan de verplichting om griffierecht te betalen voor het verzoek om voorlopige voorziening. De griffier had de vreemdeling in een brief gewezen op deze verplichting en hem verzocht het griffierecht uiterlijk op 25 februari 2020 te voldoen. Aangezien het griffierecht niet was betaald en de vreemdeling geen redenen had aangevoerd om het verzoek toch in behandeling te nemen, heeft de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 2 maart 2020.