ECLI:NL:RVS:2020:697
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en niet-ontvankelijkheid hoger beroep in asielzaak
Op 6 maart 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening en een hoger beroep van twee vreemdelingen, die samen met hun minderjarige kind een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 23 december 2019 besloten om deze aanvragen niet in behandeling te nemen. De vreemdelingen waren het niet eens met dit besluit en hadden hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond. De rechtbank verklaarde op 10 februari 2020 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. S.M.L.L. Bijloos. Daarnaast vroegen zij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter overwoog dat het hoger beroep niet gericht was tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdelingen niet hadden uitgelegd waarom zij de uitspraak onjuist achtten. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd eveneens afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, in aanwezigheid van griffier mr. M.M. Bosma, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.