ECLI:NL:RVS:2020:700

Raad van State

Datum uitspraak
6 maart 2020
Publicatiedatum
9 maart 2020
Zaaknummer
201904813/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen overplaatsing naar Extra Begeleidings- en Toezicht Locatie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) waarbij hij op 2 mei 2019 werd overgeplaatst naar de Extra Begeleidings- en Toezicht Locatie (EBTL) te Hoogeveen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, had op 28 mei 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.W.J. van der Meer, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 6 maart 2020 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De vreemdeling had geen actueel en reëel belang bij de beoordeling van het hoger beroep, aangezien hij inmiddels was overgeplaatst naar een EBTL in Amsterdam. De Afdeling overweegt dat de vreemdeling geen grief heeft ingediend tegen de afwijzing van zijn verzoek om schadevergoeding en dat hij ook niet heeft verzocht om behandeling van het hoger beroep na de vraag van de Afdeling naar zijn belang. De Afdeling concludeert dat de vreemdeling geen belang kan ontlenen aan zijn hoger beroep, en dat het besluit van het COa om hem opnieuw te plaatsen buiten dit geding valt.

De uitspraak van de Raad van State is openbaar uitgesproken op 6 maart 2020, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak het hoger beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaart. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

201904813/1/V1.
Datum uitspraak: 6 maart 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 28 mei 2019 in zaak nr. 19/3443 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: het COa).
Procesverloop
Bij besluit van 2 mei 2019 heeft het COa de vreemdeling overgeplaatst naar de Extra Begeleidings- en Toezicht Locatie (hierna: de EBTL) te Hoogeveen.
Bij uitspraak van 28 mei 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.W.J. van der Meer, advocaat te Dordrecht, hoger beroep ingesteld.
Desgevraagd heeft de vreemdeling een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.    De Afdeling is slechts gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een hoger beroep, indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft (uitspraak van 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:328, onder 2.3). De vreemdeling heeft dat in dit geval niet.
1.1.    De vreemdeling komt op tegen zijn overplaatsing naar de EBTL te Hoogeveen. In het hogerberoepschrift deelt hij mee dat het COa hem inmiddels heeft overgeplaatst naar de EBTL in Amsterdam. De vreemdeling heeft dus al bereikt wat hij met dit hoger beroep beoogt. Daarbij betrekt de Afdeling dat hij geen grief richt tegen de afwijzing door de rechtbank van een verzoek om schadevergoeding en dat ook niet verzoekt nadat de Afdeling hem gevraagd heeft naar zijn belang bij behandeling van het hoger beroep. Aan wat hij desgevraagd wel aanvoert, kan hij geen belang ontlenen. Voor zover hij het ook niet eens is met het besluit van het COa hem opnieuw te plaatsen op een EBTL maar dan in Amsterdam, valt dat besluit buiten dit geding.
2.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier.
w.g. Drop    w.g. Schuurman
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2020
282-862.