ECLI:NL:RVS:2020:706

Raad van State

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
10 maart 2020
Zaaknummer
201908434/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning asiel

Op 10 maart 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 11 oktober 2019 afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die op 12 november 2019 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. Bravo Mougán, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.

De Raad van State oordeelde dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep op 19 november 2019 eindigde, maar dat het hogerberoepschrift pas na deze datum was ontvangen. De vreemdeling heeft geen geldige redenen aangevoerd om het hoger beroep alsnog in behandeling te nemen, aangezien de omstandigheden die zij aanvoert voor haar rekening komen.

Daarom verklaarde de Raad van State het hoger beroep niet-ontvankelijk en besliste dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 10 maart 2020.

Uitspraak

201908434/1/V2.
Datum uitspraak: 10 maart 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 12 november 2019 in zaak nr. NL19.24504 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 11 oktober 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 12 november 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. Bravo Mougán, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde op 19 november 2019. Het hogerberoepschrift is daarna bij de Raad van State binnengekomen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift daarom niet op tijd ingediend. Wat de vreemdeling heeft aangevoerd, is geen reden om het hoger beroep alsnog in behandeling te nemen, want de omstandigheden waar de vreemdeling zich op beroept komen voor haar rekening.
2.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Prins
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2020
363-939.