ECLI:NL:RVS:2020:706
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 10 maart 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 11 oktober 2019 afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die op 12 november 2019 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. Bravo Mougán, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep op 19 november 2019 eindigde, maar dat het hogerberoepschrift pas na deze datum was ontvangen. De vreemdeling heeft geen geldige redenen aangevoerd om het hoger beroep alsnog in behandeling te nemen, aangezien de omstandigheden die zij aanvoert voor haar rekening komen.
Daarom verklaarde de Raad van State het hoger beroep niet-ontvankelijk en besliste dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 10 maart 2020.